Ds. J. J. Tigchelaar: predikant, zendeling, militair
PUTTEN – Ds. J. J. Tigchelaar heeft in zijn leven veel bijzondere dingen meegemaakt die hij dikwijls zelf zocht. „Als iets erg moeilijk was, wilde ik het juist doen”, zegt de oud-zendingsman en oud-legerpredikant uit Putten, die deze week herdacht dat hij vijftig jaar predikant is.
Zijn studeerkamer in het centrum van het Veluwse dorp ruikt naar boeken. De ruimte staat er vol mee. Hij heeft een bibliotheek met meer dan 10.000 titels. Op de vensterbank staat Afrikaans houtsnijwerk en achter hem bevindt zich een wereldbol. Ze herinneren hem aan de vele keren dat hij buiten Nederland verbleef, in dienst van de zending of op reis voor de hulporganisatie ZOA.
Jakob Johannes Tigchelaar werd in 1931 in Bunnik geboren. Zijn jeugd bracht hij grotendeels in Kampen door. Hij wilde na de middelbare school beginnen aan een opleiding voor ingenieur, maar toen hij tijdens een voorlichtingsbijeenkomst een theoloog hoorde zeggen dat de studie theologie erg moeilijk was, veranderde zijn keuze. „Ik wilde graag iets moeilijks doen. Achteraf zie ik dat God het zo geleid heeft.”
Iets moeilijks was ook het werken in de zending. Ds. Tigchelaar wilde zendingspredikant worden en zou na zijn studie voor de Gereformeerde Zendingsbond (GZB) in Indonesië gaan werken. Hij kreeg echter geen visum in verband met de spanningen tussen Nederland en de voormalige Nederlandse kolonie. Het werd, in 1961 na zeven jaar wachten, Kenia.
Aan de handoplegging, nu vijftig jaar geleden, namen 32 predikanten deel. „De GZB had toen geen zendingspredikant in dienst en zond voor het eerst na lange tijd weer een predikant uit naar een zendingsterrein. Dat was heel bijzonder. Het ging om het gebied Eldoret, waar Zuid-Afrikanen een begin gemaakt hadden met het zendingswerk. De GZB stuurde er een stuk of twaalf mensen heen. Ik deed er als zendeling van alles. Van preken tot het ontwerpen van nieuwe kerken.”
Na van 1969 tot 1987 als legerpredikant werkzaam te zijn geweest, ging hij in 1991 weer de zending in, naar het Afrikaanse Malawi. Natuurlijk moest hij daarvoor de taal van het land leren. Inmiddels spreekt hij elf talen. De zendeling leidde in totaal 77 predikanten op bij de Church of Central Africa Presbyterian. „Er bestond een enorm tekort aan voorgangers. Mijn buurman was predikant van een gemeente van 6000 belijdende leden. Hij moest elke dag, ook op zondag, wel een of meer begrafenissen leiden.”
Ds. Tigchelaar groeide opnieuw boven zichzelf uit. In die tijd werd Malawi door dictator Hastings Kamuzu Banda geregeerd, die een waar schrikbewind uitoefende. Op een keer kreeg een hoge officier uit het leger bij een bank voorrang van de mensen, die bang voor hem waren omdat hij het gezag van de dictator vertegenwoordigde. Ds. Tigchelaar: „Ik ging naar hem toe en zei: „U voelt zich nogal belangrijk, maar voor God zijn alle mensen gelijk.” „Ja, ja, u hebt gelijk”, zei hij.”
In de kerk zei ds. Tigchelaar dat er geen dictators mogen zijn, omdat God de baas is. In het kerkgebouw hing een schilderij van Banda. „Als je dat weghaalt, moet je ook de spijker waaraan het hangt wegdoen, want anders hangt er zo weer een nieuw schilderij van Banda”, zei ik, terwijl ik wist dat de geheime politie in de kerk zat. Het is gelukkig goed gegaan. Toen de dictator was gestorven was ik de gevierde man, omdat ik dingen had durven zeggen die anderen niet durfden. De bevolking van Malawi heeft zich altijd aangepast om te overleven, maar juist mensen met zo’n mentaliteit krijgen dikwijls de hardste klappen.”
Ds. Tigchelaar vindt het niet moeilijk om de zwakke plekken van het Afrikaanse christendom te ontdekken, zoals het bijgeloof en de voorouderverering, maar, zo vraagt hij zich af, „zien wij ook onze eigen gebreken? Kennen wij net zo’n sterke bewogenheid met het heil van zielen als onze Afrikaanse broeders? Zien wij nog wel hoe materialistisch wij zijn? Pensioenen, werkgelegenheid en de economie houden ons in de greep. Wij zijn meegezogen met de geest van de tijd en hebben dat niet eens in de gaten.”
Het werk als legerpredikant leek wel op dat van zendeling. „Je bent als legerpredikant ambtsdrager en beambte. Dat geeft spanning. Als beambte ben je hulpverlener, als ambtsdrager wil je de militairen bereiken met het Evangelie en ben je zendeling.”
Als legerpredikant kwam hij ook voor een moeilijke situatie te staan. Het was in de jaren zeventig en tachtig een roerige tijd met protesten tegen kernwapens. Antimilitaristen bezetten het militaire vormingscentrum Huize Beukbergen in Huis ter Heide. In die tijd werd ds. Tigchelaar benoemd tot directeur ervan. „De bezetters, die op de bovenverdieping zaten, zeiden dat ze me van de trap zouden gooien als ik het waagde om boven te komen. Ik heb me echter niet laten intimideren en ben de trap op gegaan, met als gevolg dat de bezetters het gebouw verlaten hebben. Ik houd nu eenmaal van moeilijke dingen. Als iemand zegt: „Dat kun je niet!” dan zeg ik: „Laat ik het eens proberen. Ik vind het een uitdaging om zulke dingen op te pakken.”
Aan het einde van zijn loopbaan gekomen zegt ds. Tigchelaar dat hij veel mogelijkheden gehad heeft, maar ook dat hij veel dingen beter had kunnen doen. „Je wilt liever niet te veel denken aan je tekortkomingen, maar ze zijn er wel. Vroeger moest ik soms op zaterdagavond nog een preek maken voor de volgende dag. Tegenwoordig ben ik er een week mee bezig en graaf ik dieper. Mozes zegt: „Gedenkt heel de weg die de Heere met u gehouden heeft, al die 40 jaar.” Laten we tekortkomingen onder ogen zien.”