Meer blijdschap
Een kleingelovige overdenkt dat God hem met het hoogste recht had kunnen laten in de staat waarin hij door Adams zonde was gevallen. Hij bedenkt ook nog dat Hij het merendeel van de mensen naar Zijn vrijmachtig welbehagen in hun verdorven staat heeft gelaten en eeuwig laten zal. Maar dit ziet zo’n kleingelovige niet met de vereiste aandacht en daarom erkent hij het niet met verschuldigde dankbaarheid, wat geen kleine zonde is.Ook heeft zo een nog geen rechte kennis of begrip van het zaligmakend geloof en maakt hij er geen verstandig gebruik van. Hij meent dat het zaligmakend geloof bestaat in het meer verzekerd zijn van zijn genadestaat.
Omdat hij het een en ander in hem niet zo bevindelijk heeft ondervonden, zo vreest hij dat het rechte zaligmakende geloof in hem nog niet is. Och, indien hij maar meer werk maakte om zijn staat niet alleen uit de grootheid en de sterkte, als wel uit de oprechtheid van zijn geloof op te maken. Ja, als hij waarlijk wist dat het wezen van het zaligmakend geloof gelegen is in een recht gezicht van zijn ellende, gepaard met een oprechte begeerte naar Jezus, die volkomen kan en wil zaligmaken allen die door Hem het eeuwige leven zoeken, dan zou hij zeker minder zwarigheid en meer blijdschap op zijn weg ontmoeten.
Jeremias Hollebeek, predikant te Leiderdorp (Het bevindelijk genadewerk Gods, 1753)