De presentatie van het boek ”God in de stad. Missionair leven in een stedelijke omgeving” (uitg. Ark Media, Amsterdam) vond vrijdag plaats in Ermelo, tijdens de jaarvergadering van de Evangelische Alliantie (EA).

Een van de pioniers die in het boek aan het woord komen, is Jannie Hoogendoorn (28). Zij is afkomstig uit een „oud gereformeerd milieu” en werkt als docent Engels aan het Albeda College in Rotterdam. „Veertig procent van de leerlingen van deze school kampt met schulden en/of psychische, relationele en gezondheidsproblemen. Als docent ben ik het eerste aanspreekpunt. Ze hebben een luisterend oor nodig. Soms ben ik meer een maatschappelijk werkster.”

Hoogendoorn voelt zich thuis tussen mensen met een niet-kerkelijke achtergrond, zegt ze in het boek. „Ik ben hier meer op mijn plek dan in kerkelijke kringen. In de kerk weten ze het wel, maar hier kan ik anderen leren. Het verbaast me vaak hoe weinig mensen over het christelijk geloof weten.”

Roeping

Daniël de Wolf (38) is een andere stadspionier, die met zijn vrouw Tanja en dochters Susi (4) en Joy (1) in de wijk Charlois woont. In 2000 kwamen ze naar Rotterdam om te helpen met de start van jongerenwelzijnswerk The Mall, een onderdeel van Youth for Christ. Nu geeft hij leiding aan de Thugz Church, een jonge Antilliaanse gemeente die dicht bij de jeugdcultuur staat. „Mensen vertellen me dat ik een bijzondere roeping heb, omdat ik midden in de straatcultuur woon en werk”, zegt De Wolf. „In het begin dacht ik dat ook, maar als ik de Bijbel lees, dan besef ik dat we een bijzondere roeping moeten hebben om in een Vinex-wijk te wonen. Christenen trekken de stad uit, waardoor kerken in de stad leeglopen en nieuwe kerken aan de rand van de stad worden gebouwd. Maar we zijn niet geroepen om een soort biblebelt te ontwikkelen.”

Omgaan met gebrokenheid is „niet enkel glorie halleluja”, aldus De Wolf. „Cynisme ligt op de loer als je ellende en complexe problemen meemaakt.”

Beweging

Gea Gort schreef het boek ”God in de stad. Missionair leven in een stedelijke omgeving” om iets te laten zien van Gods werk in de stad. „Traditioneel kerk­bezoek loopt terug, maar een groeiende groep christenen kijkt verder dan de kerkmuren en zoekt manieren om het geloof in het dagelijkse leven van het hier en nu vorm te geven. Een beweging van onderop is gaande.”

Volgens Gort hebben pioniers in Nederland de „stadsjungle” ontdekt. „Niet alleen in ontwikkelingslanden, maar ook in eigen land. Zij geven hun comfortabele huis naast de molen 
op en verhuizen naar ‘kans­arme’ wijken. Ook christenen die 
in ‘gewone’ wijken wonen, maken een bewuste keuze om zich in te zetten voor hun buurt vanuit liefde voor hun naaste.”

Door middel van de portretten in het boek wil ze deze missionaire beweging een gezicht geven. Naast Jannie Hoogendoorn en Daniël de Wolf komen nog veertien stadspioniers aan het woord.

Gea Gort studeerde ”urban mission” in de Verenigde Staten en was betrokken bij het Rotterdamse stadsgebed. Ze heeft negen jaar met haar gezin gevaren op het hospitaalschip van Jeugd met een Opdracht en zette later samen met haar echtgenoot Menno de hulporganisatie Mercy Ships Nederland op. Ze leidt nu GIDSnetwerk Rotterdam, een netwerk van christelijke leiders die problemen willen aanpakken in de lokale samenleving.

Volgens EA-directeur ds. J. Wessels sluit het boek aan bij de visie van de Evangelische Alliantie voor de komende jaren. „Als de kerk in Nederland missionair wil zijn, is de stad the place to be. Niet alleen omdat daar veel te winnen is voor het Koninkrijk, maar ook omdat God van de stad houdt.”