„Kerken missen moderne aanpak in armoedebeleid”
AMSTERDAM – Protestanten lijken vaker dan rooms-katholieken te betwijfelen of kerken en kerkelijke diaconieën een rol kunnen spelen bij armoedebestrijding in de samenleving.
Dat blijkt uit het proefschrift waarop dr. W. A. Sinninghe Damsté (68) donderdag in Amsterdam gepromoveerd is. De jurist promoveerde voor de tweede keer, nu als doctor in de theologie aan de Vrije Universiteit. De titel van zijn boek luidt: ”Gedeelde zorg. De rol van de Nederlandse Hervormde Kerk/Protestantse Kerk in Nederland bij de bestrijding van armoede in relatie tot de overheidstaak”. Daarin beschrijft hij 200 jaar armoedebeleid in Nederland vanuit het perspectief van instituties als de overheid, de Tweede Kamer en de synode.
Achter in het boek is een aantal interviews opgenomen, onder anderen met Hannie van Leeuwen (CDA) en Peter Blokhuis (CU). Zij betwijfelen of de kerk nog iets te zeggen heeft inzake steun aan armen. Volgens Van Leeuwen heeft Kuypers leerstuk over de soevereiniteit in eigen kring het socialeverzekeringsstelsel vóór de Tweede Wereldoorlog geremd. Diaconieën anno nu kunnen verder niet altijd concrete steun verlenen. „Ik mis de moderne snit, de moderne aanpak. Met de uitvoering van de WMO (Wet maatschappelijke ondersteuning, AL) kunnen de diaconieën tonen dat zij een maatschappelijke functie binnen de samenleving –kunnen– vervullen.”
Blokhuis ziet hoe de kerk kleiner wordt, het vrijwilligerswerk minder, de diaconale inkomsten minder en de armoedeproblematiek complexer. En „de preken zijn te algemeen van karakter om een stimulans te kunnen zijn voor diaconaal werk.” Hij constateert „dat andere organisaties van vrijwilligers soms beter zijn toegerust tot hulpverlening.”
Van Leeuwen bekent openlijk meer te zien in de sociale leer van de Rooms-Katholieke Kerk. Dat komt overeen met het gegeven dat de geïnterviewde rooms-katholieken meer vertrouwen hebben om armen te helpen en hun spreekbuis te zijn bij overheden. Rooms-katholieken hebben volgens een van de geïnterviewden een welomschreven leer, zoals bijvoorbeeld de pauselijke encycliek ”Rerum Novarum”, achter zich staan.
Uitgerangeerd
Het proefschrift van Sinninghe Damsté toont aan dat het armoedebeleid in de negentiende eeuw primair een taak van de kerk was. De overheid greep alleen in als het niet anders kon. Via tussenstappen trok de staat het armoedevraagstuk naar zich toe. Met de invoering van de bijstandswetgeving in 1965 was de kerk grotendeels uitgerangeerd.
Maar zo spreekt Sinninghe Damsté daar niet over. De kerk had ook na 1965 kansen om armen te helpen, niet altijd materieel, maar des te vaker immaterieel. Vaak ziet de kerk zich vooral pleitbezorger van de rechten van armen bij de overheid. In de laatste tien jaar hebben kerken steeds meer gebruikgemaakt van de plaats die hun in het overheidsbeleid was toegekend: het bevorderen van samenhang in de samenleving. Het werk van diaconieën is in de afgelopen 200 jaar gemarginaliseerd, toont Sinninghe Damsté aan. In de tweede helft van de vorige eeuw vonden fusies plaats, waardoor diaconieën steeds minder te zeggen hadden. Volgens hem is dat niet erg. De armoedeproblematiek is zo complex, dat die de plaatselijke diaconie te boven gaat. Schaalvergrotingen hebben wel eens het confessionele geluid uit de nieuwe hulporganisatie gedrukt, weet hij. Dat die ook vruchtbare resultaten op kunnen leveren, bewijzen Stichting Present en STEK in Den Haag.
Kerken moeten zich niet in een hoek laten drukken, vindt Sinninghe Damsté. Volgens hem kunnen 200 jaar ervaring en een landelijke diaconiestructuur de Protestantse Kerk helpen om armen op te sporen en te ondersteunen. De overheid moet vervolgens kerken actief om hulp vragen. „Ik meen dat lokale overheden efficiënter gebruik kunnen maken van het enorme maatschappelijk kapitaal dat de diaconieën in het algemeen vertegenwoordigen, bijvoorbeeld door inkoop van diaconale dienstverlening.”