Binnenland

Rouvoet: Schelden en vloeken heeft een prijs

NIJKERK – Schelden en vloeken heeft een prijs. Er is geen reden laconiek te doen over grof taalgebruik. Dat zei voormalig CU-leider Rouvoet woensdagmiddag in Nijkerk op een symposium ter gelegenheid van 10-jarig bestaan van de onderwijsafdeling van de Bond tegen het vloeken.

Van onze verslaggever
5 October 2011 19:33Gewijzigd op 14 November 2020 16:58
Foto Bond tegen het Vloeken
Foto Bond tegen het Vloeken

Mensen kunnen voor „het leven getekend zijn” door grove opmerkingen, signaleerde Rouvoet, in het vorige kabinet minister voor Jeugd en Gezin. „De schade die woorden kan veroorzaken, is niet zomaar ongedaan gemaakt. Ook niet als mensen zeggen dat ze hun woorden terugnemen. Mensen kunnen als het ware met een tatoeage op hun lichaam rondlopen. Als ze bijvoorbeeld als kind in een echtscheidingszaak te horen kregen: „Je vader wil je toch niet meer hebben.””

Rouvoet adviseerde de Bond tegen het vloeken niet alleen tegen grove taal te protesteren, maar juist ook waardering te uiten voor „respectvol spreken.” Hij pleitte voor welsprekendheid, ook in de politiek. „Politici moeten verstaanbaar zijn voor de man in de straat, maar intussen geen straattaal spreken.”

Grove taal is kopieergedrag, betoogde drs. Nico van der Voet, docent pastoraat en ethiek aan de Christelijke Hogeschool Ede (CHE). „Vloeken is geen handicap of een ziekte, maar een eigen keuze. Als we willen, kunnen we ontsnappen aan onze moedertaal, door bijvoorbeeld naar het buitenland te gaan. Zo kunnen we ook ontsnappen aan vloeken en lelijke taal.”

Platvloerse taal zet „een rad in beweging”, stelde Van der Voet. „Als ouders thuis grof spreken, doen kinderen dat na. Als popzangers grove taal gebruiken of als op tv grove taal klinkt, neemt het publiek dat over.”

Jongeren vloeken nogal eens om bij een groep te horen, betoogde Van der Voet. „Om hun positie sterker te maken, proberen ze de grove taal in een groep te evenaren of zelfs te overtreffen.”

De term ”krachttermen” voor vloeken en scheldwoorden is niet op zijn plaats, stelde de CHE-docent. „Vloeken zijn zwakte-termen. Kracht zit juist in zelfbeheersing in je taal. Die zelfbeheersing laat anderen tot zijn recht komen. Ooit sprak ik een man die aan de lopende band werkte. Het meest beroerd aan zijn werk vond hij het grove taalgebruik. Het was voor die man niet eenvoudig om staande te blijven.”

Docenten die in woede uitbarsten, hoeven dat echt niet met grove taal te doen, signaleerde Van der Voet. „Als een leraar zegt: „Ik word hier niet blij van”, is dat net zo duidelijk als straattaal.”

Bijna alle mensen weten hun taalgebruik in toom te houden tegenover meerderen, stelde Van der Voet. „Ik sprak een leerling die heel grof sprak tegenover alle andere leerlingen. Toen ik hem vroeg tegen wie hij zo niet deed, antwoordde hij: „Mijn moeder.” Dat was de enige voor wie hij respect had. En toen ik eens een rechtbank bezocht, viel het me op dat boeven zich inhouden tegenover de rechter.”

Veel christenen vinden het lastig om anderen te wijzen op hun grove taal of vloeken, stelde psycholoog en orthopedagoog drs. Fina van de Pol-Drent. „Mijn schoonmoeder in het verpleeghuis zei zich zo te ergeren aan het taalgebruik van een andere bewoner. Ze heeft zich gedistantieerd van die man, maar hem niet op zijn taal aangesproken. Zo’n reactie kan ik wel begrijpen. Toch is er niks mis mee om anderen respect te vragen voor jouw Hemelse Vader.”

Het kan „ingewikkeld” zijn om anderen van vloeken af te houden, stelde Van de Pol. „Welke motivatie gebruik je bijvoorbeeld tegenover leerlingen? De meeste mensen vloeken niet om anderen bewust te kwetsen. We moeten werken om de ander zelf te laten inzien dat hij zijn grove taal zou moeten afleren. In dat geval is het belangrijk een goede relatie met die ander op te bouwen.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer