Kerk & religie

„Ik kán niet geloven, of misschien wíl ik het niet”

Hij heeft verscheidene Bijbels in huis, maar leest er zelden meer in. Zo’n vijf jaar geleden besloot Geert Bos (26) niet langer naar de kerk te gaan. Die stap vormde voor hem het einde van een proces waarin hij weggroeide van het Bijbelse gedachtegoed. „Islamieten en boeddhisten geloven ook in God. Wat is dan waar?”

Michiel Bakker

5 October 2011 18:30Gewijzigd op 14 November 2020 16:58
Foto Sjaak Verboom
Foto Sjaak Verboom

Geert Bos groeide op als oudste in een christelijk gezin met vijf kinderen. Kerkgang, zondagsschool, catechisatie en jeugdvereniging vormden jarenlang een vanzelfsprekend onderdeel van zijn leven. Tot en met het voortgezet onderwijs bezocht hij reformatorische scholen. In zijn vrije tijd was hij actief korfballer op een christelijke club.

Na een leer-werktraject op mbo-niveau vond Geert een baan in de bouwsector. Recent trad hij in het huwelijk met zijn vriendin met wie hij eerst vier jaar had samengewoond. Bewust maakten ze de keuze om alsnog naar het stadhuis te gaan. „Ze is nu echt mijn vrouw. Daar ben ik trots op. Dat is toch anders dan wanneer je samenwoont. In de kerk trouwen was voor ons geen optie. Dat zou ik schijnheilig vinden.”

In de loop der jaren ontstond er een steeds grotere afstand tot de christelijke gereformeerde kerk waarin Geert opgroeide. „In mijn puberteit kreeg ik er moeite mee om naar de kerk te gaan en ging ik ertegenaan schoppen. Het irriteerde me steeds meer hoe mensen op elkaar letten. Velen vonden het erg belangrijk wie er wel en wie er geen hoedje droeg en of de rokken niet te kort waren. Terwijl het er toch om gaat wat de dominee te vertellen heeft. Dat is het belangrijkste.”

In de beleving van Geert spraken gemeenteleden achter hun rug om over anderen. „Ik kwam een keer in een korte broek en op slippers in de kerk. Als het 30 graden is, doe ik dat. Ik merkte dat daarover werd gekletst. Daar kan ik niet goed tegen. Ik wil iedereen in zijn waarde laten en verwacht van anderen dat ze dat richting mij ook doen.”

Van de preken die hij in zijn tienerjaren hoorde, bleef Geert weinig bij. „Ik had er moeite mee om anderhalf uur geconcentreerd in de kerk te zitten. Na tien minuten, een kwartier kon ik m’n aandacht er niet meer bij houden. Ik ben snel afgeleid, daar kan ik niets aan doen. Op den duur interesseerde het me ook niet meer wat er in de kerk gebeurde.”

Aan catechisatie en jeugdvereniging bewaart hij betere herinneringen. „Ik kan niet zeggen dat ik er met plezier naartoe ging, maar ik vond het in ieder geval niet erg, al spijbelde ik ook wel eens. Doordat ik op maandagavond sportte, ging ik op vrijdag naar een catechisatiegroep voor degenen die op andere dagen niet konden. We waren met een mannetje of tien en er was ruimte voor gesprek. Dat gaat in zo’n groep beter dan wanneer je met 25 mensen in een zaal zit.”

Het doen van geloofsbelijdenis is voor hem nooit in beeld geweest. „Ik kon geen ja zeggen op de vragen die in het formulier worden gesteld.” Er was voldoende gelegenheid om de vraagstukken die hem bezighielden te bespreken, maar de antwoorden die hij kreeg bevredigden hem niet. „Ik geloof in een god, maar hoe en wat, dat blijft voor mij een vraag. Er zijn zo veel godsdiensten. Islamieten en boeddhisten geloven ook in God. Wat is dan waar? Daar kwam ik niet uit. Ik heb gebeden om duidelijkheid, maar die heb ik niet gekregen. Soms twijfel ik eraan óf God wel bestaat.”

Toen hij op zijn 21e het huis uit ging, stopte Geert van de ene op de andere zondag met de wekelijkse kerkgang. In die periode had hij daarover geen gesprekken met ambtsdragers. „Misschien vonden ze dat lastig, omdat mijn vader ook in de kerkenraad zat. Zelf heb ik geen contact gezocht. Mijn keus was duidelijk. Na een jaar kwam er toch een ouderling op bezoek. Dat vond ik prima. Ik sta altijd open voor gesprek.”

Na enige tijd ging Geert samenwonen met zijn vriendin, die niet in een kerkelijk meelevend gezin is opgegroeid. Diverse mensen suggereerden dat hij mede onder haar invloed van de kerk vervreemd was geraakt. Daarover windt Geert zich op. „Richting mijn vrouw werkt het heel negatief als zij als de oorzaak van mijn kerkverlating wordt gezien. Het is ook absoluut niet waar. Ik had mijn keus allang gemaakt.”

Hoewel hij inmiddels enkele jaren niet meer naar de kerk gaat, heeft hij nooit overwogen zijn lidmaatschap op te zeggen. „Ik zou niet weten waarom. De afgelopen jaren heb ik nog een paar keer huisbezoek gehad. Ik kan dan kwijt hoe ik over zaken denk. Dat de ouderlingen proberen mij op andere gedachten te brengen, snap ik. Dat is hun taak. De kerkbode krijg ik ook nog steeds en blader ik altijd even door. Veel gemeenteleden ken ik natuurlijk nog.”

Vooral in de periode dat hij thuis woonde, riep Geerts houding ten opzichte van de kerk spanningen op in de relatie met zijn ouders. „Ik begrijp dat ze het jammer vinden dat ik een andere weg ga. Sinds ik op mezelf woon, is het contact met hen behoorlijk verbeterd. Als ik nu vanwege een verjaardag een keer op zondag bij hen ben, ga ik gewoon mee naar de kerk. Dat vind ik niet erg.”

Wat bepaalt op dit moment jouw levensgeluk?

„Mijn werk, mijn vriendengroep. Dat ik het gewoon naar m’n zin heb, zeg maar.”

Aan het leven op aarde komt een einde. Hoe kijk je daar tegenaan?

„Af en toe denk ik erover na: Wat zou er dan zijn? Ik heb geen idee. De gedachte dat er een oordeel kan komen, gaat wel eens door me heen. Dat heeft natuurlijk met mijn achtergrond te maken. Maar het houdt me niet sterk bezig.”

Lees je nog in de Bijbel?

„Ik heb er een stuk of vijf. Van m’n vader heb ik een paar jaar geleden nog een keer een nieuwe vertaling gekregen. Toen we onlangs gingen trouwen, vroeg hij of hij ons ook een trouwbijbel mocht geven. Dat vonden we prima, al lezen we er niet uit na de maaltijden. Als ik eens iets wil opzoeken, heb ik in ieder geval genoeg Bijbels in huis.”

Er zullen mensen zijn die bidden om jouw bekering. Hoe vind je dat?

„Ze doen dat vanuit hun eigen overtuiging en hopen natuurlijk dat ik het geloof krijg. Ik vind het prima dat ze voor me bidden. Op dit moment lijkt het er niet op dat ik de weg naar de kerk zal terugvinden. Ik kán niet geloven, of misschien moet ik zeggen dat ik het niet wíl. Maar zeg nooit nooit.”

Geert Bos heet in werkelijkheid anders.
Dit is het derde artikel in een serie over kerkverlating onder jongeren.


„Verlaag leeftijd catechisatie”

De kerkredactie deed onderzoek naar het thema kerkverlating. Een selectie citaten uit de toelichtingen bij de antwoorden zoals kerkenraden die invulden.

„We hebben gehoord van jongeren die eerst de kerk verlieten en later elders toch weer in de kerk kwamen. Zij zullen worden ontvangen zoals de verloren zoon door zijn vader.”

„Raak niet in paniek, blijf bidden en luister vooral naar de jongeren en neem hen serieus.”

„Kerkverlating staat regelmatig als punt van bespreking op de kerkenraadsvergadering.”

„We moeten niet te snel met de opgeheven vinger klaarstaan, alleen als het tegen Gods Woord is dienen we dit wel te doen.”

„Weest attent op minder kerkbezoek en verzuim op catechisatie.”

„Besteed niet alleen aandacht aan ”de leer”, maar probeer ook in allerlei sociale contacten/activiteiten jongeren zo op te laten groeien dat ze bij de gemeente horen, zich daar ook voor inzetten en daarin een taak hebben.”

„We maken geen tijd vrij voor het meest belangrijke. God doet op het gebed grote wonderen.”

„Doe géén concessies aan de waarheid! Het is God Die alle dingen bestuurt.”

„Ons advies: verlaag de leeftijd van catechisatie, begin bij 10-jarigen.”

„Spreek duidelijke taal. Wees authentiek richting jongeren.”

„Kerkverlating is wel te bestrijden maar niet te voorkomen.”

„Laten we met de ”niet-kerkverlaters” niet te snel ‘tevreden’ zijn.”

„Het is moeilijk jongeren bij de kerk te behouden die totaal overgoten worden door popmuziek, internet, Hyves, film etc. De eenvoudige Woordverkondiging spreekt niet meer aan.”

„Wellicht dat we ons moeten realiseren dat de oorzaak van kerkverlating mede kan liggen bij ons als ouders. Wat gaat er van ons uit? Hoewel we onder ogen moeten zien dat we in de Bijbel ook lezen van godzalige mannen van wie de kinderen niet wandelden in de vreze des Heeren (Samuël, David enz.).”

„Verloren schapen zijn hartelijk ontvangen.”

„Bij navraag bij ouders over bijvoorbeeld catechisatieverzuim en gedrag blijkt ook een grote lauwheid en gelatenheid onder de ouders.”

„Ik houd er in de preek rekening mee dat er jongeren zitten die denken: Als ik 18 ben, kap ik er mee. Vooral zij die met twijfelvragen zitten, probeer ik via de verkondiging te helpen.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer