Natuur in de Oosterschelde na de stormvloedkering
Enorme zwermen vogels boven droogvallende zandplaten. Het is een bekend beeld voor iedereen die wel eens langs de Oosterschelde heeft gereden of gewandeld. Toch is het maar de vraag of dat over enkele tientallen jaren nog te zien is. Steeds meer zandplaten en slikken verdwijnen er voorgoed onder water. Zandhonger is de oorzaak en de boosdoener is... de Oosterscheldekering.
Een prachtig staaltje natuurbescherming, zo heette het 25 jaar geleden toen de Oosterscheldekering werd opgeleverd. Het water in de Oosterschelde zou immers dankzij de speciale constructie van de dam verbinding houden met de zee en dus zout blijven. Ook het ritme van eb en vloed zou er ongestoord kunnen voortbestaan.
Na 25 jaar zijn natuurbeschermers en deskundigen toch wat minder te spreken over de natuurwaarde van die stormvloedkering. „Hij remt de instroom van zeewater af, met als gevolg dat er minder water de Oosterschelde in- en uitstroomt”, zegt ir. Jeroen Wijsman van Imares (het onderzoeksinstituut voor mariene ecologie van Wageningen Universiteit) in Yerseke. „Het gevolg is dat de vanouds brede geulen in de Oosterschelde zich gaan aanpassen aan die veranderde stroomsnelheden en zich opvullen met zand van de platen.” Dat laatste gebeurt vooral tijdens storm en stormachtig weer. Steeds werd die schade hersteld door nieuwe aanvoer van zand en slib uit die geulen, totdat de kering daar een stokje voor stak. „Terwijl de afkalving doorgaat, blijft de wederopbouw van de slikken en platen achter en worden ze kleiner van oppervlakte en platter, om ten slotte permanent onder water te verdwijnen.” Rijkswaterstaat heeft berekend dat als gevolg van dit verschijnsel –aangeduid met zandhonger– jaarlijks 50 hectare slikken en platen in de Oosterschelde verdwijnt. Een van de getijdegebieden (slikken en platen) die nu al permanent onder water liggen, is de Vuilbaard. Ook de Katseplaat, een prachtig getijdegebied waar visdiefjes, aalscholvers, plevieren, kluten en scholeksters nu nog hun voedsel vinden, dreigt permanent kopje onder te gaan.
Van de 11.000 hectare getijdegebied die er vóór de bouw van stormvloedkering in de Oosterschelde lag, zal, volgens een prognose van Rijkswaterstaat, uiteindelijk 1100 hectare overblijven. Overigens speelt het effect van de stijging van de zeespiegel als gevolg van opwarming van de aarde hier ook een rol. „Als we niet ingrijpen”, zegt Bjorn van den Boom van Natuurmonumenten, „is de Oosterschelde over zestig jaar nog slechts een aquarium met nauwelijks droogvallende platen.”
Al met al een enorme aanslag op de natuurwaarde van Nationaal Park Oosterschelde, waar vele tienduizenden vogels dagelijks zoeken naar pieren, garnaaltjes en schelpdiertjes op de zandplaten en schorren, en waar zeehonden op die platen rust vinden. Vooral de scholekster is prominent in de Oosterschelde aanwezig is, maar juist deze vogel heeft zwaar onder de zandhonger van de geulen te lijden. Zijn favoriete voedsel is immers de kokkel en ook dit schelpdier zal sterk in aantal afnemen als gevolg van het verdwijnen van de platen.
Overigens zit er aan dit verdrinken van zandplaten en slikken ook een veiligheidsaspect. Zandplaten breken immers de golven voordat die tegen de dijken en dammen beuken; verdwijnen ze, dan heeft het water vrij spel in het bewerken van de zeeweringen.
Op initiatief van Natuurmonumenten wordt er volgend jaar bij de Oesterdam, in de oosthoek van de Oosterschelde, een enorme zandplaat van 2 kilometer lengte aangelegd, waarvoor 600.000 kubieke meter zand uit de geulen wordt gebruikt. In eerste instantie levert dat een nogal kunstmatig plaatje op, maar, zo verzekert projectleider Van den Boom, na drie tot vijf jaar zal het natuurlijke leven op deze plaat weer volledig zijn hersteld, zodat bijvoorbeeld vogels er weer naar hartenlust kunnen foerageren. Daarnaast zal deze kunstmatige plaat de Oesterdam beschermen, en dat scheelt onderhoudskosten aan de dam.
Overigens blijft deze aanpak een druppel op een gloeiende plaat, zegt Van den Boom. Een echte remedie tegen de zandhonger zit er niet in, want aan de Oosterscheldekering zelf kan niet worden getornd. „Als men met de kennis van nu alles opnieuw zou kunnen doen, zou die kering er niet meer komen”, denkt Wijsman. „Dan zou enkel voor ophoging van de dijken, zoals langs de Westerschelde is gedaan, worden gekozen.”
Nieuw deltaplan in de maak
Behalve met de zandhonger kampt de Oosterschelde met nóg twee problemen: voedselarmoede en eentonigheid van leefgebieden. De compartimentering (het van elkaar gescheiden zijn door tal van dammen) van de waterbekkens in het deltagebied is daarvan de oorzaak. Zo stroomt er nauwelijks nog zoet rivierwater naar de Oosterschelde, met als gevolg dat het gebied geen overgangszones van zout naar zoet –brakwaterzones– kent. Die zijn weliswaar arm, maar wel uniek qua soortenrijkdom. Verder is het nu tegengehouden rivierwater rijk aan voedingsstoffen, en ook daarvan kan de Oosterschelde wel wat meer gebruiken.
Om daar wat aan te doen, werken Rijkswaterstaat en Imares aan een nieuw deltaplan dat de „estuariene dynamiek” terug moet brengen. Het plan komt neer op het weer met elkaar in verbinding brengen van de verschillende waterbekkens zoals het Veerse Meer, de Oosterschelde, de Grevelingen en het Haringvliet. Dat is goed voor de veiligheid –waterberging wordt immers beter verdeeld– én het is goed voor de natuur, want: meer schouders (lees: waterbekkens) dragen straks gezamenlijk het in stand houden van de natuur.