Duivenvleugels
Jesaja 60:8
„Als duiven tot haar vensters.”
De duif heeft geen andere wapens dan haar vleugels. Zij kan niet vechten. Daarom vliegt zij van de vijand tot haar vensters. Zo is ook de enige veiligheid voor een gelovige dat hij door het geloof tot Christus vliegt. Daarom wordt van gelovigen gezegd dat zij „de toevlucht genomen hebben om de voorgestelde hoop vast te houden.” Wanneer de arme gelovige door de stromen van verdrukking, verzoeking, verlating, vervolging en de werkingen van het lichaam der zonde en des doods geslingerd wordt, is hij geneigd met David te zeggen: „Och, dat mij iemand vleugels van een duif gave! Ik zou heenvliegen, waar ik blijven mocht” (Psalm 55:7).
De vleugels van een duif zijn zeer schoon. Ze zijn overdekt met zilver en met uitgegraven geel goud. Zo is de vlucht tot Christus Hem liefelijk en vermakelijk. Hij verklaart Zelf dat die Hem bekoorlijk is (Hooglied 4:9): „Gij hebt Mij het hart genomen, Mijn zuster, o bruid; gij hebt Mij het hart genomen, met een van uw ogen, met een keten van uw hals.” Christus verblijdt Zich hartelijk als zondaren onder de schaduw van Zijn vleugels toevlucht nemen en er is blijdschap in de hemel over een zondaar die tot Hem vlucht.
E. Erskine, predikant te Stirling, Schotland
(”Preken”)