Bezoeker Scheepvaartmuseum geënterd en getorpedeerd
AMSTERDAM – Barse bevelen klinken over het schip. In het Zeeuws. Michiel de Ruyter –knuist om de admiraalsstaf– wil dat er haast gemaakt wordt. Eenmaal buitengaats zijn de opvarenden –bezoekers van het Scheepvaartmuseum– al snel verwikkeld in een zeeslag.
In het vernieuwde museum, dat zaterdag na ruim vier jaar wordt heropend, is nog steeds veel te zien, maar nu ook van alles te beleven. Aangevallen worden door schepen uit verschillende eeuwen tegelijk, bijvoorbeeld. Het gaat allemaal snel en flitsend, en bezoekers komen ogen tekort.
Tijdens een presentatie aan de pers werden gisteren dertig journalisten aan het roeien gezet. Zo van: Haal op, bar ongelijk…
Waarom het getrek aan de stangen op de video moest, werd aan het eind van de twintig minuten durende zeereis pas duidelijk: op het scherm roeiden de journalisten opeens het IJ over, naar het museum. Ondertussen is hun schip dan al in een storm verzeild geraakt, op z’n 17e-eeuws geënterd en op z’n 20e-eeuws getorpedeerd, ze zijn ijsberen wezen kijken, en bij een brand is een slapend meisje als laatste passagier van het zinkende schip gered.
De Zeereis is nog maar een van de attracties van het museum, gevestigd in ”s’Lants magazyn gebovwt int iaer 1656”, ”tot gebrvyck gebragt in negen maanden”, zoals twee gevelstenen aan de waterkant melden. Daar ligt de replica van VOC-schip Amsterdam aangemeerd. Sinds de komst van het schip in 1991 is het museumpubliek veranderd: meer gezinnen, meer scholen. Het is een van de redenen voor de vernieuwingsoperatie, die heel wat langer dan negen maanden duurde.
Daniël Stalpaert was ooit de bouwer van het magazijn aan de haven, en zijn naam is nu verbonden aan het restaurant, met uitzicht op een drijvend terras. Geen onderdeel bleef onaangeroerd tijdens de opknapbeurt van de achterliggende jaren: een restauratie van kap tot kelder die 58 miljoen euro vergde –gefinancierd door twee ministeries– en een nieuwe aanpak waarvoor het museum bij 36 bedrijven, 12 fondsen en meer dan 200 particulieren in totaal 17,5 miljoen bijeenscharrelde.
De bibliotheek toont 40.000 boeken uit de achterliggende 160 jaar. De oudere collectie ligt nog in depot. Een verdieping hoger staan 74 van de 1800 scheepsmodellen die het museum bezit. Het kleinste exemplaar is een sloepje uit Woubrugge, te omvatten met één hand. Er wordt niet meer zo veel mogelijk getoond, maar een selectie, in maritieme sfeer: golven klotsen over de vloer, voor je, achter je, overal.
Denkbeeldig water is er ook voor de allerkleinsten, die tijdelijk promoveren tot vis en tussen andere lichtgevende vissen doorzwemmen. Vervolgens zijn ze weer mens en gaan ze de boot in. Meeuwen en wolken bewegen als hun schip het ruime sop kiest.
Al staat er minder uitgestald dan vroeger, toch is een dag te kort om het museum te bekijken. Schilderijen, kostbare voorwerpen, scheepsornamenten, wie ze tot in detail wil bezichtigen, heeft te weinig tijd.
Vissenkop
Geen land ter wereld had zo veel schepen als het kleine Nederland. Amsterdam ontwikkelde zich tot het pakhuis van de wereld; een handelscentrum van formaat. Het museumgebouw weerspiegelt nog iets van die maritieme en economische glorie. Veel andere magazijnen en overslagplaatsen zijn verdwenen.
Het museum toont ook de schaduwzijden. Kooplieden gingen in verre streken niet altijd zachtzinnig te werk als ze hun rijkdom verwierven.
De tentoonstellingen over de gouden eeuw en de walvisvaart zijn sterk op beleving gericht. Een plaatje over de walvisvangst bekijken is nog iets anders dan een walvis binnenlopen, baleinen zien wapperen en het vissenoog op medebezoekers richten. En wie een schilderij uit de gouden eeuw aanraakt, kan er zomaar door toegesproken worden.
Dit is het slot van een tweeluik over het vernieuwde Scheepvaartmuseum in Amsterdam.