Vrede met taliban ver weg na moord op Rabbani
APELDOORN – De moord op de Afghaanse oud-president Rabbani heeft de kans op vrede met de taliban er niet groter op gemaakt. Juist nu westerse troepen zich terugtrekken, is de behoefte aan zo’n vrede immers urgent. Het alternatief is angstaanjagend: opnieuw een slepende burgeroorlog.
Beelden van de dinsdag vermoorde oud-president van Afghanistan Burhanuddin Rabbani gingen deze week de wereld over. Eén fragment was ronduit schokkend: Rabbani op bezoek in de Indiase hoofdstad New Delhi, waar hij innig handenschuddend met de Indiase president voor de tv-camera’s poseerde. De beelden dateerden van 14 juli. Ze moeten een slag in het gezicht zijn geweest van India’s aartsvijand en buurland van Afghanistan, Pakistan. Dat land is immers al jaren vuurbang dat de vriendjes van Rabbani met India aanpappen. Menige Afghaan wist het daarom deze week wel: de Pakistaanse geheime dienst zat achter de moordaanslag op Rabbani.
Die aanslag was overigens van een duivelse geniepigheid. Rabbani, voorzitter van de hoge vredesraad, die met de taliban praat over verzoening met de regering van president Karzai, ontving dinsdag een vertegenwoordiger van de taliban op audiëntie. De man had een explosief onder zijn tulband verstopt. Een veilige plek om zoiets te verbergen, omdat het niet gebruikelijk is gasten te controleren op hun tulband.
Met de dood van zijn voorzitter lijkt die vredesraad voorlopig uitgerangeerd. Bovendien zijn de gemoederen buitengewoon verhit. „Wees ervan verzekerd”, bralde de machtige gouverneur van de noordelijke provincie Balkh, Atta Mohammed Noor, „dat iedere druppel bloed van Rabbani duizenden soldaten op de been zal brengen richting het slagveld.” Rabbani was een etnische Tadjziek en kopstuk binnen de zogenaamde Noordelijke Alliantie, een coalitie van Tadzjieken en Oezbeken die zich fel keert tegen iedere dominantie van de taliban. Door Rabbani’s dood zijn deze Tadjzieken en Oezbeken nog feller gekant tegen pogingen om te onderhandelen met de taliban.
Zo succesvol was dat vredesoverleg trouwens niet. Bekend is dat ook Rabbani op het punt stond er de brui aan te geven, bij gebrek aan resultaten. Verdeeldheid aan talibanzijde speelde daarbij een belangrijke rol. Naast de groep rond Mullah Omar, bekend als de Quetta Shura, zijn er het beruchte Haqqaninetwerk en het netwerk van Hekmatyar, met alle drie uiteenlopende doelen en strategieën. Vooral het Haqqaninetwerk wordt ervan verdacht het toenaderingsproces tussen de taliban en de regering te dwarsbomen met aanslagen. Tegenstanders van vrede beseffen dat ze de tijd meehebben: het Westen is immers van plan zich uit Afghanistan terug te trekken, dus is het een kwestie van wachten tot ze kunnen toeslaan.
Tegelijkertijd beseffen andere groepen dat dan een slepende burgeroorlog wacht. Ook hun rivalen, de milities van de Noordelijke Alliantie, zullen er dan volop tegenaan gaan. Dat was ook het argument dat Rabbani steeds gebruikte om het overleg op gang te brengen: als we niet snel vrede sluiten, wacht ons opnieuw een bloedige burgeroorlog. En daarop zit de Afghaanse bevolking na ruim twintig jaar burgeroorlog allerminst te wachten.
Er is ook Amerika alles aan gelegen om vrede met de taliban te sluiten. Het is immers de enige overgebleven manier om de band tussen de taliban en al-Qaida te verbreken. Maar dan moeten de Amerikanen wel met één mond spreken, vindt de Pakistaanse journalist Ahmed Rashid. Hij hekelde deze week de oorlogszuchtige taal van de kersverse Amerikaanse ambassadeur in Kabul, Ryan Crocker, waarmee hij de haviken onder de taliban in de kaart speelt. Crocker had gezegd dat de taliban „eerst meer pijn moesten voelen om bereid te zijn tot vredesoverleg.” Laat president Obama weer de regie nemen en ondubbelzinnig voor vrede pleiten, aldus Rashid, anders wordt het niets met dat vredesoverleg.
Daar komt toch niets van terecht als bij dat overleg ook niet de buurlanden betrokken worden: Iran, Rusland, India en Pakistan, stellen James Shinn en James Dobbin in hun boek ”Afghan Peace Talks: a Primer”. Ze wijzen erop dat Afghanistan een zwakke staat is die volledig is overgeleverd aan de grillen van die landen. „Willen die vrede, dan kómt er vrede, willen ze oorlog, dan komt die er.” Voor Pakistan geldt dat in het bijzonder. Dat land zal nooit een vrede accepteren waarin de taliban zijn uitgesloten van de macht, al was het maar om de huidige pro-Indiase machthebbers in het gareel te kunnen houden.
Nu met Rabbani een gezaghebbende vertegenwoordiger van deze talibanhaters is weggevallen, krijgen de Pakistanen hun zin en komt er meer speelruimte voor de taliban. Maar vanwege de Tadzjiekse woede om de dood van hun leider zou het wel eens om een schijnoverwinning kunnen gaan.