Opinie

Communicatie belangrijk bij opvoeding

Wie kinderen heeft of met kinderen werkt, komt het elke dag tegen: gesprekken met kinderen. Of het kind nu al bijna volwassen is of nog in de wieg ligt, gepraat wordt er altijd. Communicatie is niet weg te denken in de opvoeding, benadrukt drs. W. M. van der Zalm-Grisnich.

2 July 2003 10:44Gewijzigd op 14 November 2020 00:24
„Veel praten tegen en met jonge kinderen is onmisbaar voor hun ontwikkeling.”¶ - Foto RD, Henk Visscher
„Veel praten tegen en met jonge kinderen is onmisbaar voor hun ontwikkeling.”¶ - Foto RD, Henk Visscher

Communicatie is niet weg te denken in de opvoeding. Het lijkt vaak iets dat vanzelf gaat. Toch zijn er ook situaties waarin het heel lastig is om een gesprek aan te gaan of waarin het onderwerp ons belemmert om een gesprek te beginnen.

Al lang voordat kinderen zelf kunnen praten wordt er tegen hen gepraat. Een pasgeboren baby roept gevoelens van vertedering op, die geuit worden in lieve woordjes. Als je ouders tegen een baby hoort praten, zie je dat ze met hem omgaan alsof het een volwaardige gesprekspartner is, die elk woord begrijpt wat er gezegd wordt. Ze moedigen de baby aan deel te nemen aan het spel en de ’conversatie’. Ze luisteren naar wat de baby te ’zeggen’ heeft en stellen veel vragen: „Dat vind jij fijn hè?” Of: „Jij wilt nog even bij mamma zijn hè?” Het kind kan nog niets terugzeggen, maar reageert wel. Het wordt rustiger door het praten van de ouder, het gaat lachen en bewegingen of geluidjes maken.

Al direct nadat een baby geboren is, komt er communicatie tot stand. Het huilen van de baby vertelt de ouder dat het kindje verdriet heeft, honger heeft, pijn heeft of zich alleen voelt. En door de reactie van de ouder hierop leert de baby dat huilen ervoor zorgt dat er iemand komt om te troosten, te voeden of aandacht te geven. Zo zijn ouder en kind al met elkaar ’in gesprek’.

Beïnvloeding
Communicatie tussen ouder of verzorger en kind beïnvloedt de ontwikkeling van het kind. Het zorgt ervoor dat het kind leert vertrouwen te hebben in mensen: als je iemand of iets nodig hebt, kun je door huilen of praten je behoefte duidelijk maken. Het kind merkt dat er gereageerd wordt als er hulp nodig is en ervaart gevoelens van veiligheid; als het nodig is kan het hulptroepen mobiliseren. Het kind leert dat gedrag en woorden gebruikt kunnen worden om behoeftes aan elkaar duidelijk te maken, om iets voor elkaar te krijgen, maar ook om plezier en verdriet met elkaar te delen. Al lang voordat het kind zelf woorden kan gebruiken (actieve woordenschat) begrijpt het al heel veel van wat er om hem heen gezegd wordt (passieve woordenschat). Veel praten tegen en met jonge kinderen is onmisbaar voor de ontwikkeling.

Wanneer kinderen ouder worden en zelf kunnen praten, wordt het gesprek tussen opvoeder en kind steeds meer gebruikt om het kind dingen te leren. Het kind leert door de aanwijzingen van opvoeders hoe het geacht wordt zich te gedragen. Het leert door uitleg en voordoen hoe situaties aangepakt moeten worden. Het leert, als het goed is, om gevoelens niet alleen te tonen, maar er ook over te praten. Al pratend wordt het kind zo opgevoed. Ook praten voor de gezelligheid en om anderen deelgenoot te maken van wat het heeft meegemaakt, leert het kind als vanzelf, doordat het anderen dit ziet en hoort doen. Het leert dit zelfs zo goed, dat er in de puberteit eindeloze (telefoon)gesprekken met vrienden of vriendinnen gevoerd worden, wat ouders wel eens doet verzuchten of het niet wat minder kan.

Moeilijke onderwerpen
Het praten over problemen en conflicten in het gezin of andere moeilijke of tere onderwerpen wordt door ouders meestal het liefst op de lange baan geschoven. Terwijl het kind van het praten over dergelijke onderwerpen zo veel kan leren. Niet alleen inhoudelijk, maar ook van de manier waarop zo’n gesprek gevoerd wordt en van het feit dát erover gepraat wordt. Vaak zijn het onderwerpen waarbij het nodig is dat de ouder zichzelf laat zien, zijn gevoelens verwoordt en zich kwetsbaar opstelt. Belangrijk is om tijdens een dergelijk gesprek het kind in zijn waarde te laten en als opvoeder uit te gaan van je eigen gevoelens.

Het maakt bijvoorbeeld al een groot verschil of er gezegd wordt: „Bah, hou eens op, jij maakt altijd zo’n herrie”, of dat de ouder uitgaat van zichzelf: „Ik vind het vervelend dat je zo hard schreeuwt, want dan kan ik niet goed meer nadenken over wat ik aan het doen ben. Wil je voortaan hier binnen niet meer schreeuwen maar alleen buiten.” Doordat de opvoeder uitgaat van zichzelf, wordt het kind in zijn waarde gelaten. Niet het kind wordt afgekeurd, maar het gedrag van het kind wordt ter discussie gesteld. En de opvoeder laat weten welk gedrag hij wél wenst.

Ook onderwerpen als geloofszaken en seksualiteit worden vaak als lastige gespreksonderwerpen ervaren. Meestal wil men ze wel aan de orde stellen, maar wordt er toch een drempel ervaren. Ook de manier waarop de ouder hierin zelf is opgevoed speelt daarbij een grote rol. Het gesprek over geloofszaken lijkt in onze cultuur soms een geringere plek in te nemen dan bijvoorbeeld het gesprek over schoolzaken. Terwijl het toch de meest wezenlijke opvoedingstaak is om onze kinderen het grote gebod te leren: de Heere onze God liefhebben boven alles en onze naaste liefhebben als onszelf. Als hier door de ouders uit geleefd wordt en over gesproken wordt, zal een kind dat altijd als een kostbare herinnering met zich meedragen (hoe graag sommigen zich er ook van zouden willen ontdoen).Tere onderwerpen, zoals seksualiteit, vragen om een voorzichtige, bewust doordachte aanpak, maar wel om een duidelijke aanpak. Want als er thuis niet over gesproken wordt, zal het kind op school of op straat er op een niet-voorzichtige manier toch van horen. Als ouders duidelijk en eerlijk zijn over moeilijke onderwerpen, zal het kind leren dat overal over gepraat kan worden. Ze ervaren dat ze in de veilige thuissituatie terechtkunnen. Juist dit soort gesprekken zorgt ervoor dat kinderen zich veilig voelen, zich gewaardeerd weten en beter opgewassen zijn tegen moeilijkheden. Kinderen die hebben leren praten, ook over de moeilijkste dingen, zullen sterkere volwassenen zijn, die in de maatschappij niet zomaar omver worden geblazen.

Niet alleen thuis
Ook in andere situaties worden gesprekken met kinderen en jongeren gevoerd. Denk aan de schoolomgeving, muziekles, sportclub, aan zondagsschool of catechisatie. Bij het ouder worden is het voor kinderen soms gemakkelijker op dergelijke plaatsen hun vragen en zorgen neer te leggen dan thuis. Daarom is het belangrijk dat ouders hun kinderen op een vertrouwde plek weten, waarvan ze weten dat daar uitgegaan wordt van dezelfde normen en waarden als thuis. Ook leerkrachten en leidinggevenden van verenigingen en dergelijke zullen iets moeten weten van de manier waarop je kinderen en jongeren het beste kunt benaderen.

In situaties van school- en clubwerk functioneert het kind in een sociale groep. Een situatie waarin het kind veel hoort praten, waar het kind veel goede dingen, maar ook minder goede dingen kan oppikken. Juist in die situaties kan de leerkracht of leidinggevende het kind direct in de praktijk leren hoe je goed met elkaar om kunt gaan, hoe je met elkaar kunt praten over gebeurtenissen, en ook hoe belangrijk luisteren naar elkaar is. Ze hebben dan ook een verantwoordelijke en waardevolle taak in de gesprekken met kinderen. Want, zoals Salomo al zei in de Spreuken: Een woord op de juiste tijd (en manier) gesproken, is als gouden appels in zilveren schalen. De ’echte’ gesprekken met ouders, leerkrachten of leidinggevenden blijft het kind zich goed herinneren, ook als het al lang volwassen is.

De auteur is orthopedagoge in eigen praktijk en bij de stichting Begeleidingscentrum Gereformeerd Schoolonderwijs (BGS).

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer