Toeleiding
Je denkt soms duidelijk te zijn geweest, terwijl uit reacties blijkt dat dit niet het geval is. Bij diverse gelegenheden liet ik me onlangs uit over de toeleidende weg. Mijn stelling is dat die weg niet aan dé Weg voorafgaat, maar er een wezenlijk onderdeel van vormt.
Hoewel ik dacht te hebben onderstreept dat dit niets afdoet aan de noodzaak van zondeontdekking, zijn hierover toch misverstanden gerezen. Aan die noodzaak valt echter niet te tornen. Hoewel we het daarover theoretisch wel eens zullen zijn, vraag ik me niettemin af of, ook onder ons, dit besef in de praktijk wellicht aan het wegebben is.
Te vlot
Belanden wij in prediking en beleving niet te vlot in het stuk van de verlossing, zonder grondige kennis van de aanklacht van Gods heilige Wet? Eerlijk gezegd ben ik er niet zo gerust op. Vandaar dat ik de thematiek nogmaals aansnijd.
Het eerste misverstand is dat iedereen zoals hij is, Christus mag aannemen als zijn persoonlijke Zaligmaker. ’n Onmogelijke bewering! Waar zondekennis ontbreekt, slaat vergeving nergens op. Maar iets anders is, dat ieder tot Hem mag gaan zoals hij is. Daarover is de Schrift zonneklaar. Nicodémus, Zachéüs, de verlamde, ze kwamen zoals ze waren. Ze werden niet teruggestuurd.
Erskine schrijft trefzeker: „Al zijn wij ongeschikt voor Jezus, Hij is geschikt voor ons.” Christus weet raad met mensen zónder echte boetvaardigheid. Hij is het Die hen in Zijn profetische bediening ontdekt en door Zijn Geest ’toeleidt’ tot het heilgeheim van Zijn priesterlijke verzoening.
Het tweede misverstand is dat de vrijspraak van het Evangelie zou voorafgaan aan het oordeel van de Wet. Het is echter andersom. In de toepassing van het heil volgt de vrijspraak op het vonnis. Maar even zeker is het dat dit vonnis niet wordt geveld door de Wet alleen. De Wet op zichzelf brengt geen zaligmakende zondekennis teweeg, maar veeleer verwatenheid, verharding of vertwijfeling. Slechts in handen van de Middelaar vernedert ze een zondaar. Dit doet Hij in het Evangelie. Niet ten koste van de Wet, maar ten dienste ervan, door het wetsoordeel aan te scherpen.
In dit opzicht staat het Evangelie niet tegenover de Wet, maar trekken zij gezamenlijk op. Het Evangelie van de lijdende Borg toont ons immers hoe dodelijk ernstig God Zijn Wet opneemt. Christus’ lijden is „een spiegel van het gestrenge gericht Gods dat wij verdienden” (Luther). Rond het hart van het Evangelie komt de onderste steen van onze vloekwaardigheid boven. Dát wekt radicale zondekennis. Anders gezegd, daar voltrekt de Wet, in het Evangelie onthuld, haar uiterste vonnis. Ook in Calvijns geschriften komt deze notie herhaaldelijk aan het licht: het zicht op de lijdende Hogepriester doet ons beven van ontzetting en leert de zonde haten.
Dieper
Ik zou niet weten waardoor men dieper van z’n verwerpelijkheid werd overtuigd dan door het zien op de Gekruiste. In Zijn wonden ligt allerlei vertroosting, maar het is een troost die neerdaalt in een verslagenheid die door diezelfde wonden wordt gewekt (Hand. 2:36 v.). En juist daar blijkt achter Gods vloekwoord geen genadeloze punt te staan, maar een genadevolle dubbele punt. De Wet doodt: ten leven.
Zo moet dus vaststaan dat het wetsoordeel in die zin de voorrang houdt, dat de vergevingskennis volgt op de zondekennis. Ofschoon de Wet niet los van het Evangelie, maar bij uitstek in het Evangelie opklinkt, haar oordeel gaat aan de vrijspraak vooraf.
De aard van deze zondekennis is niet verstandelijk, maar voluit geloofsmatig, bevindelijk. Zondekennis fladdert niet ergens in de hersens, maar maakt ons dodelijk verslagen (Calvijn). Ze is trouwens niet alleen van diepe ernst, maar ook van lange duur. In plaats van een achterhaald beginstadium, vormt ze levenslang de grondtrek van het geloofsleven en wordt ze gaandeweg verdiept. „Tegelijk rechtvaardige, tegelijk zondaar.” Juist wie van vergeving mag leven, kent zichzelf als vleselijk, onder de zonde verkocht. De opheffing van deze tweespalt staat nog uit. Wie zou daar niet naar uitzien?
Prof. dr. A. de Reuver, bijzonder hoogleraar vanwege de Gereformeerde Bond aan de Universiteit Utrecht.