Slauerhoff woonde ook in zijn verhalen
Titel:
”Alle verhalen” van J. Slauerhoff
Uitgeverij: Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam, 2003
ISBN 90 388 6941 x
Pagina’s: 319
Prijs: € 25,-. Een beroemde dichtregel van Jan Jacob Slauerhoff is: „Alleen in mijn gedichten kan ik wonen.” Nergens vond hij rust, behalve in zijn gedichten. Er wordt wel eens vergeten dat deze dichter ook prozaïst was, een schrijver van enkele romans en een flink aantal verhalen. Al zijn verhalen zijn nu opnieuw uitgegeven in één band, onder de titel ”Alle verhalen”.
Jan Jacob Slauerhoff (1898-1936) was van Friese afkomst. Na zijn artsexamen was hij eerst korte tijd huisarts, maar daarna leidde hij veelal een zwervend leven. Als scheepsarts doorkruiste hij de wereldzeeën en maakte hij intensief kennis met exotische landen in Azië, Afrika, de Indische Archipel en Zuid-Amerika. De weerslag hiervan is in een groot deel van zijn poëzie en proza terug te vinden. Zijn rusteloze bestaan kende noodgedwongen perioden van rust als hij door ziekte aan de wal moest blijven en moest kuren.
Tot de kring van letterkundigen rond Slauerhoff kunnen we onder anderen rekenen: Hendrik de Vries, Hendrik Marsman, E. du Perron en Menno ter Braak. Hij werkte mee aan het tijdschrift Forum. Maar als rusteloze romanticus was en bleef hij een buitenbeentje. Zijn werk is doortrokken van onvrede met het hier en nu, heimwee naar het onbereikbare -gesitueerd in de verte of in het verleden-, weerzin tegen het menselijk bestaan en het menselijk tekort, wraakzucht als uiting van verzet. In dit opzicht vormen leven en werk een eenheid, al is literair werk altijd fictioneel.
Hij had blijkens zijn werk een voorkeur voor zwervende personages, die veelal botsen met de maatschappij: vagebonden, ontdekkers, piraten. Zijn vrienden zullen hem ook als een soort vagebond hebben beschouwd. Hij botste met alles en iedereen, met de mensen in zijn omgeving, niet het minst ook met de regels van (christelijke) ethiek en maatschappij. In een ”In Memoriam” op zichzelf schreef hij eens treffend: „Door vijanden omringd,/ Door vrienden in den nood/ Geschuwd als aas dat stinkt.” Dat liegt er niet om. En alles wordt samengebald in de slotregels: „Hij leidde recht en slecht/ Een onverdraagzaam leven.”
Als prozaïst schreef Slauerhoff drie romans en in totaal 25 verhalen. Twaalf verhalen treffen we aan in twee verhalenbundels die tijdens zijn leven zijn verschenen: ”Schuim en as” (1930) en ”Het lente-eiland en andere verhalen” (1933). Daarnaast zijn er dertien verspreide verhalen, na Slauerhoffs dood voor het eerst verzameld uitgegeven onder de titel ”Verwonderd saam te zijn” (1987). Ze werden verzameld door dr. K. Lekkerkerker uit tijdschriften of gereconstrueerd uit handschriften en typoscripten. De uitgave ”Alle verhalen” is een bundeling van de drie genoemde verhalenbundels.
Wie alle verhalen doorleest, constateert al snel twee dingen: de kwaliteit is zeer wisselend en de thematiek in de kernverhalen is dezelfde als die in Slauerhoffs poëzie. Ook hier het onvervulbare verlangen, zwerven en avontuur, het ervaren van de menselijke beperkingen in ruimte en tijd, het besef een verworpene te zijn. De onvervuldheid van het menselijk bestaan zoekt soms een noodoplossing in de roes van opium en erotiek. Al is er veel variëteit in de verhalen -er is soms zelfs ruimte voor een zekere humor-, voor de personages in de belangrijkste verhalen geldt opnieuw dat ze een „onverdraagzaam leven” leiden. En bij dit alles valt op dat er geen enkel metafysisch perspectief is, geen zicht op een hiernamaals.
Met de term ”kernverhalen” doel ik op verhalen als ”Larrios” en ”Het eind van het lied”, beide onderdeel van de bundel ”Schuim en as”. De onvrede met het bestaan is met deze verhalen goed te illustreren. In ”Larrios” gaat het om een (vergeefse, teleurstellende) zoektocht naar het volstrekte geluk dat belichaamd is in de ideale vrouw. In ”Het eind van het lied” gaat het opnieuw om een zoektocht naar het volmaakte of absolute. De hoofdpersoon in dit verhaal bevindt zich in een klooster dat het ”klooster der halve verlossing” heet: de monniken zingen ’s nachts een lied, waarop een vrouw voor de helft uit de aarde komt. Maar… het eind van het lied kennen ze niet en daarom wijkt de vrouw -symbool voor het volmaakte- steeds weer terug. Slechts een halve verlossing dus, geen echte verlossing en zeker geen verlossing in christelijke zin! Het ideaal is onbereikbaar: ”het eind van het lied” ontbreekt.
Het belang van de uitgave is dat de 25 verhalen in één band -een mooie, stevige band!- beschikbaar zijn, zowel die tijdens Slauerhoffs leven zijn verschenen als die na zijn dood zijn gepubliceerd. Bij de verspreide verhalen -opgenomen in de derde bundel ”Verwonderd saam te zijn”- missen we node enige relevante informatie. Welke verhalen waren eerst in tijdschriften gepubliceerd en in welke tijdschriften? Welke verhalen moesten gereconstrueerd worden op basis van handschriften en typoscripten? Dit is informatie die je de lezer niet mag onthouden, ook al kun je de gegevens elders vinden.
De uitgave berust op de editie ”Verzameld proza” (1990), die op zorgvuldige wijze is bezorgd door Slauerhoff-specialist dr. K. Lekkerkerker. Daarom mogen we ervan uitgaan dat we een tekst voor ons hebben die betrouwbaar is en wat de gereconstrueerde verhalen betreft zo correct mogelijk.