Opinie

Samenwerking geen wondermiddel tegen bezuinigingen defensie

Militaire samenwerking maakt de gevolgen van de huidige defensiebezuiniging op korte termijn niet ongedaan, betoogt drs. Wouter Hagemeijer.

19 September 2011 10:15Gewijzigd op 14 November 2020 16:41
Foto Ministerie van Defensie
Foto Ministerie van Defensie

Jaarlijks besteden de 27 EU-landen collectief 190 miljard euro aan hun defensie. Dit is de optelsom van de defensiebudgetten van de lidstaten. De Europese militaire effectiviteit is echter minder dan dit bedrag doet vermoeden omdat hiermee 27 defensieorganisaties van in stand worden gehouden. Dat zorgt voor duplicatie en versnippering van de militaire capaciteit.

Zeker nu de budgetten in Europa zwaar onder druk staan, raakt de Europese militaire effectiviteit verder in het gedrang. Dit draagt niet bij aan het wegwerken van de Europese tekorten op het gebied van technologisch hoogwaardige (precisie)wapen-, inlichtingen-, transport- en communicatiesystemen. Het langdurig en zelfstandig uitvoeren van Europese militaire operaties wordt moeilijker en de afhankelijkheid van de VS groter.

Deze versnipperring baart de NAVO- en EU-lidstaten al langer grote zorgen. Als oplossing voor dit probleem werd en wordt veel verwacht van Europese internationale militaire samenwerking. Zo is in 2010 na een informele bijeenkomst van de EU-ministers van Defensie in Gent een lijst met 300 potentiële samenwerkingsprojecten opgesteld. De Europese landen zien hierin een mogelijkheid om ten tijde van krimpende budgetten de nationale en de Europese militaire effectiviteit op pijl te houden of zelfs te vergroten.

Het idee van internationale militaire samenwerking is niet nieuw. Er wordt op dit gebied al veel gedaan, waarbij een breed palet aan bi- en multinationale, permanente en incidentele vormen van samenwerking zijn ontstaan. Zo beschikt de NAVO over twee multinationale operationele eenheden: de Awacs-radartoestellen en de Heavy Air Wing met C-17-transporttoestellen. En werkt de Nederlandse marine nauw samen met de Belgische navy. Daarnaast levert Nederland samen met Duitsland het merendeel van de mensen en middelen voor het permanent direct inzetbare hoofdkwartier van het legerkorps.

Er zijn regelmatig pogingen ondernomen om te komen tot meer samenwerking op het gebied van materieelverwerving, onderhoud en logistiek. Door het aantal Europese (wapen)systemen te beperken, zouden deelnemende landen onder meer kunnen profiteren van grote productieaantallen, lagere aanschafkosten en gezamenlijk onderhoud.

Het opstellen van gemeenschappelijke militair-tactische en technische eisen vormde echter regelmatig een struikelblok. Mede hierdoor werden projecten afgeblazen of slechts gerealiseerd na aanzienlijke vertragingen en kostenoverschrijdingen. Een actueel voorbeeld daarvan is de NH-90-helikopter. Met vele jaren vertraging en tegen aanzienlijk hogere kosten worden sinds kort de eerste toestellen afgeleverd.

Dat de resultaten van intensievere samenwerking achterblijven bij de verwachtingen heeft te maken met de politieke vrees om het ‘laatste restje’ nationale soevereiniteit op te geven. Meer permanente operationele samenwerking maakt de inzet van de krijgsmacht afhankelijk van de instemming van de partner(s). Landen moeten erop kunnen vertrouwen dat iedereen toezeggingen over de inzet van gemeenschappelijke eenheden nakomt.

Daarnaast spelen economische belangen en het ‘beschermen’ van de eigen defensie-industrie een belangrijke rol bij internationale materieelprojecten. Ongeveer 80 procent van de defensie-investeringen komt bij nationale bedrijven terecht.

Een volgende hindernis is de nationale benadering van de militaire samenwerking. Niet alleen worden de bezuinigingen vanuit nationaal perspectief doorgevoerd, ook de gewenste internationale partners worden vanuit de eigen belangen gezocht: welke voordelen kunnen we behalen door samen te werken met land X of Y. Daarbij worden de volgende twee vragen onvoldoende gesteld: Ziet land X of Y ons wel zitten als mogelijke partner en welk voordeel levert de samenwerking deze potentiële partner op?

Een laatste struikelblok om tot meer internationale samenwerking te komen is de terughoudendheid binnen de krijgsmacht zelf. Het uitbesteden of afstoten van taken aan een andere krijgsmacht wordt gezien als verlies van autonomie, dat het eigen optreden gecompliceerder maakt.

Ondanks de tegenvallende resultaten tot nu toe biedt internationale samenwerking nog steeds de beste kans op het vergroten van de Europese militaire effectiviteit. Wellicht zorgen krimpende budgetten eindelijk voor voldoende politieke wil om maatregelen te nemen die inhoud geven aan Europese militaire samenwerking. Dan zal er echter eerst geïnvesteerd moeten worden in mensen en middelen. Resultaten worden pas op middellange termijn zichtbaar. Europese militaire samenwerking is dan ook geen kortetermijnoplossing of wondermiddel voor het beperken van de gevolgen van de huidige bezuinigingen.

De auteur is defensiespecialist bij instituut Clingendael. Samen met dr. Margriet Drent en mr. drs. Kees Homan publiceerde hij deze maand een zogeheten ”policybrief” over internationale militaire samenwerking.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer