Opinie

Mensen maken de markt

Als er dingen fout gaan, wordt vaak verwezen naar ”de markt”. Die zou een hard mechanisme zijn waarin het alleen maar gaat om geld. Wie dat zegt, maakt zich er wel erg gemakkelijk van af. De markt, dat zijn we eigenlijk allemaal.

Prof. dr. Elbert Dijkgraaf
17 September 2011 13:10Gewijzigd op 14 November 2020 16:41
Foto ANP
Foto ANP

De kranten staan momenteel bol van het nieuws over de eurocrisis. De grote vraag is of Griekenland het gaat redden en wat dan de gevolgen zijn voor de rest van het eurogebied. Opvallend is dat bij de analyses vaak abstracte termen worden gebruikt. De ”financiële markt” heeft er geen vertrouwen in dat landen schulden tegen afgesproken ”condities” terugbetalen en daarom lopen rentes op, wordt er dan gezegd. Wat in zulke beschouwingen onderbelicht blijft, is dat het vertrouwen van ”de markt” niet meer is dan de optelsom van inschattingen van mensen. Zíj maken de handel. Zíj bepalen of ze kopen of verkopen. Niet de markt heeft wel of geen vertrouwen, maar mensen. De eurocrisis is dan ook feitelijk een situatie waarbij veel mensen twijfelen aan de toekomst van de euro.

Die menselijke kant van de markt staat niet zo vaak in de schijnwerpers. Wel zijn er mooie foto’s te maken van handelaren die het ook niet meer weten. Het zweet breekt hen uit gedurende de beursdag. Je leest de vertwijfeling op hun gezichten. Maar dan staan ze in de schijnwerpers als slachtoffers van de markt, terwijl zij het feitelijk zijn die de markt maken.

Geld

Maar als mensen de markt maken, dan maken zij dus ook uit hoe die markt functioneert. Een simpel voorbeeld maakt dit duidelijk. Tegenstanders van het kapitalistische systeem stellen dat de markt alleen financiële waarden waardeert. De markt zou er geen rekening mee houden dat economisch gedrag ook kan leiden tot sociale misstanden en uitholling van natuur en milieu. En, toegegeven, in de praktijk is dat vaak zo. Maar ten diepste komt dat doordat veel beleggers slechts in geld geïnteresseerd zijn.

De markt is niet veel meer dan een mechanisme dat vraag en aanbod bij elkaar brengt. Hij kan met veel dingen rekening houden. Als een bedrijf geld nodig heeft voor investeringen in een op kolen gestookte elektriciteitscentrale, kan hij beleggers lokken met hoge rendementen. Afhankelijk van het risicoprofiel happen beleggers wel of niet toe. Maar stel dat er alleen groene beleggers zouden zijn. Mensen die ervan overtuigd zijn dat steenkool niet de toekomst heeft, maar duurzame energie. Dan zou het bedrijf het wel uit zijn hoofd laten om te proberen die beleggers te overtuigen. Integendeel, het bedrijf komt met een heel ander plan. Een investering in een windmolenpark bijvoorbeeld, of een zonne-energiecentrale of een andere vorm van duurzame energie. Die is dan immers wel te financieren. Bovendien, als de maatschappij uit groene beleggers bestaat, leven we in een land waarin de klanten zeer waarschijnlijk ook massaal groen zijn. Geen enkel bedrijf zet een kolencentrale neer in een land waar de consument alleen maar duurzame energie wil. Want dan loopt die mooi naar de concurrent.

Inkleuring

Het punt is dus dat de markt een mechanisme is dat ingekleurd wordt door het gedrag van vragers en aanbieders. Als er op de markt te veel mensen zijn die slechts gaan voor het grote geld en het milieu en sociale waarden aan hun laars lappen, is er een probleem. De reactie is dan vaak dat iedereen acuut naar de overheid kijkt om dat probleem op te lossen. Die moet met subsidies, belastingen, ge- en verboden maatregelen nemen om de ongewenste gevolgen van de markt te bestrijden. Om die reden wordt benzine zwaar belast, in de hoop dat dat leidt tot minder gereden kilometers, is het gebruik van katalysators verplicht en worden milieuvriendelijke auto’s gesubsidieerd.

Het vervelende is hierbij wel dat die overheid afhankelijk is van de gunst van de kiezer. En dat zijn dezelfde mensen die het probleem op de markt veroorzaakt hebben. De overheid moet dus de kiezer ervan overtuigen dat zijn gedrag op de markt gecorrigeerd moet worden. In essentie leidt dat tot een rare paradox. Want als de overheid de kiezer werkelijk overtuigt, verdwijnt het probleem vanzelf omdat de kiezer als consument zijn verantwoordelijkheid neemt op de markt. Dan hoeft er dus niets gecorrigeerd te worden. Als de overheid de kiezer niet kan overtuigen en toch maatregelen neemt, zal er bij de volgende verkiezingen een partij gekozen worden die beter aansluit bij de voorkeuren van de kiezer. Kortom, de overheid is nauwelijks in staat om ver af te wijken van wat de kiezer wil.

Nu kun je hier allerlei nuances aanbrengen. De werkelijkheid is natuurlijk niet zo zwart-wit als zojuist betoogd. En natuurlijk kan en moet de overheid wel proberen goede ontwikkelingen te stimuleren en, als het nodig is, haar verantwoordelijkheid nemen. Zo hebben consumenten lang niet altijd de juiste informatie ter beschikking en kan de overheid een rol spelen om die informatie verplicht te stellen. Ook heeft de overheid de taak om als consumenten onvoldoende rekening houden met belangrijke waarden, dat te corrigeren. Zo kan een belasting inderdaad een goed instrument zijn om de effecten op het milieu een prijs te geven, zodat de markt hiermee rekening houdt. Dat past volledig binnen de notie dat de overheid de taak heeft de ongebondenheid van mensen te corrigeren, zoals artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis stelt.

En in de praktijk past de markt niet bij elk product of elk dienst. Maar daar gaat het nu even niet om. Feit blijft dat de consument verantwoordelijk is voor zijn gedrag. Wij geven zelf de economie mede vorm die wij blijkbaar willen. Als wij als consumenten onze verantwoordelijkheid nemen en alle relevante zaken laten meewegen bij beslissingen, is er veel minder overheidsbeleid nodig. En als de consument echt niet wil, lukt het vaak niet om problemen daadwerkelijk op te lossen.

Olieverslaving

De praktijk blijkt inderdaad behoorlijk weerbarstig. Zo hebben we al sinds de oliecrisis van 1973 goed door dat we af moeten van de verslaving aan fossiele brandstoffen. Er zijn alleen al in Nederland tientallen debatten over gevoerd. De ene energienota werd gestapeld op de andere. Subsidies werden gegeven, belastingen verhoogd, afspraken gemaakt – ook internationaal. Maar veel heeft het niet geholpen. Nog steeds stijgt jaarlijks het gebruik van fossiele energie.

Ook de financiële markten zijn zeer weerbarstig. Momenteel zitten we in een grote internationale crisis. Veel mensen wijzen op tekortschietend overheidsbeleid. Het toezicht zou niet goed zijn, politici pakken niet door, er is te veel verdeeldheid. En het is allemaal waar. Maar de crisis die we nu beleven, is lang niet de eerste. Internationaal zijn er de afgelopen honderd jaar meer dan honderd financiële crises geweest. Gelukkig niet allemaal van de omvang zoals nu het geval is, maar het gaat vaak mis. En de essentie daarvan is vaak niet tekortschietend beleid van de overheid, maar vragers en aanbieders die met elkaar een gevaarlijk spel aangaan. Beleid lokt creatief gedrag uit van superkapitalisten die werkelijk de dollar- en eurotekens in hun ogen hebben staan. Er zijn veel spelers die met nieuwe producten en methoden telkens weer de regels omzeilen. En ja, dan moeten overheden opnieuw proberen de regels te verbeteren en hen een stap voor te blijven. Wie al die crises op een rij zet, kan maar tot één conclusie komen: dit is niet de eerste en ook niet de laatste crisis.

Jozef

Het is ook telkens weer iets anders. Is het de ene keer een overschatting van de rol van internet (de internetbubbel in 2000), de volgende keer zijn het de financiële markten die de mist ingaan met overfinanciering en dubieuze producten (de financiële crisis van 2007-2009), en nu zijn het de overheden zelf die zich rijk gerekend hebben en te veel schulden hebben opgebouwd.

Vaak wordt er dan naar Griekenland gekeken. En gelukkig gaat het in Nederland stukken beter. Maar feit is wel dat er ook hier onvoldoende maatregelen zijn genomen om de overheidsfinanciën op orde te brengen. Al meer dan tien jaar is duidelijk dat we een structureel probleem hebben als gevolg van vergrijzing, toenemende concurrentie op wereldschaal en een te genereus overheidsbeleid. Maar pas nu er zich een crisis aandient, gaat de overheid daadwerkelijk orde op zaken stellen. Politici hadden niet de moed om eerder te doen wat moest gebeuren omdat ze de kiezer vreesden. En die liet zich graag wijsmaken dat de bomen tot in de hemel zouden groeien. Als op tijd de tering naar de nering was gezet, zou er nu niet of nauwelijks bezuinigd hoeven te worden. Dan was de staatsschuld afgebouwd en hadden we voldoende reserves om de crisis aan te kunnen. SGP-Kamerlid Van der Vlies heeft regelmatig de Kamer de wijze lessen van Jozef voorgehouden. Sparen in vette jaren, om de magere door te komen. Maar het potverteren ging door.

Het is elke keer iets anders, maar met een gemeenschappelijke oorzaak. Mensen willen zo graag financiële vooruitgang. Het moet altijd meer. De politiek is niet de echt in staat daar wat aan te doen, omdat veel politici vaak in de houdgreep zitten van die hebzuchtige mensen, hun kiezers. Rupsje Nooitgenoeg. Niet tevreden met wat men heeft. En om meer te krijgen, is men bereid grote risico’s te nemen. Op wereldschaal mislukt driekwart van de fusies en overnames, zo blijkt uit een analyse van een paar honderdduizend daadwerkelijke gevallen. De hoofdoorzaak: managers en aandeelhouders overschatten vaak de kansen en onderschatten de risico’s. Men denkt dat het wel goed zal gaan. Ondanks dat al vele malen is bewezen dat het meestal niet goed gaat.

De markt heeft overigens wel één groot voordeel. Hij corrigeert uiteindelijk heel vaak het hebzuchtige gedrag van mensen. Het kan een poos goed gaan, maar als er luchtkastelen worden gebouwd, breekt de markt ze ook weer af. Dit zorgt ervoor dat het evenwicht weer wordt hersteld. Op zich een prachtig mechanisme. Het enige mechanisme dat bewezen heeft op langere termijn redelijk stabiel te zijn. Maar schrijnend is natuurlijk wel dat degenen die de rekening moeten betalen, nu juist níét de mensen zijn die eerst zwaar hebben geprofiteerd. Het waren niet in de eerste plaats de miljoenen verdienende bankiers die het hardst werden geconfronteerd met de gevolgen van de financiële crisis. Wat ze ervan merkten, waren kleinere bonussen. Maar de grote klappen vallen juist bij hen die het al moeilijk genoeg hebben. Of bij degenen die relatief zorgvuldig hebben gehandeld. Zo moeten momenteel de landen die zich redelijk hebben gedragen, waaronder Nederland, betalen voor de misstanden in Griekenland. Misstanden die allang bekend waren en zelfs benoemd zijn tijdens het debat over de toetreding van Griekenland tot de euro. Niet voor niets hebben SGP, CU en CDA daar toen tegen gestemd.

Verantwoord ondernemen

Er zijn mensen die voor de oplossing van het tekortschieten van markten veel verwachten van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Bedrijven moeten zich goed gaan gedragen en niet alleen het financieel resultaat laten meetellen, maar ook de sociale effecten van hun activiteiten en de gevolgen voor natuur en milieu. En het is inderdaad een goede ontwikkeling. Maar feitelijk is daarmee opnieuw de consument aan zet. Want waarom gaan bedrijven maatschappelijk verantwoord ondernemen? Uiteindelijk omdat daar een markt voor is. Natuurlijk zijn er ondernemers die hiervoor uit zichzelf gemotiveerd zijn en zo verstandig zijn om voorop te lopen en daarmee klanten over de drempel te trekken. Maar zonder klanten die dit zien en op waarde schatten, lukt het niet. En andersom, als alle klanten alleen maar producten willen die maatschappelijk verantwoord zijn, zullen alle bedrijven maatschappelijk verantwoord gaan ondernemen. Ook hier is dus uiteindelijk de consument aan zet.

De tegenwerping die nogal eens gemaakt wordt, is dat de markt niet geschikt is voor ethische afwegingen. Vaak wordt dan het voorbeeld van de zorg genoemd. Daar zou het moeten gaan om zorg voor elkaar, wat zich niet met de markt zou verdragen. Daar valt veel over te zeggen. Maar in het kader van dit artikel zou ik willen stellen dat opnieuw niet de markt de hoofdschuldige is, maar de mensen die het gedrag op de markt bepalen. Kan zorg voor de naaste voldoende plaatsvinden als de afstemming in de zorg via de markt verloopt? In theorie kan dat zeker, maar dat vereist wel dat artsen, verzekeraars en patiënten alle belangen aan bod laten komen. Als de financiële motieven domineren, gaat het natuurlijk mis. Kan de markt rekening houden met de zondag? Natuurlijk. Als geen enkele klant op zondag winkelt, zal er geen winkel op zondag opengaan. Daar is bij goedwillende klanten geen overheidsregelgeving voor nodig.

Wij leven helaas in tijden waarin van alles fout gaat. En dat is niet nieuw, maar van alle tijden. Althans, sinds de zondeval. Toch komen in onze tijd de hebzucht en de gevolgen daarvan wel zeer indringend aan het licht. Het materialisme viert hoogtij. De ene crisis wordt dan ook gevolgd door de volgende. De overheid kan dan niet het beslissende antwoord bieden. Ze wordt beperkt door het gedrag van burgers en bedrijven. Daar zou wat aan moeten veranderen. Niet dat de overheid daarop moet gaan wachten, maar het zou veel effectiever zijn als mensen zich verantwoordelijker gingen gedragen.

Zoutend zout

Christenen zouden ook in dit opzicht een zoutend zout kunnen zijn. Als zij het ”gij geheel anders” in praktijk brengen, zijn ze voorbeelden van hoe het anders kan. Dan is economische voorspoed een zegen, maar verwordt die niet tot materialisme. Dan speelt niet het financiële een dominante rol, maar de opdracht om de aarde te bouwen en te bewaren. Dan wordt beseft dat de mens geschapen is als een sociaal wezen. Dan komt het besef dat we pas tot wasdom komen als onze relatie met onze Schepper tot uitdrukking komt in onze keuzes. Dan wordt er handen en voeten gegeven aan het gebod dat we onze naaste dienen lief te hebben als onszelf.

Vaak wordt deze boodschap beperkt tot een geloofsbelijdenis op zondag. Maar de Heere roept ons op zeven dagen per week hier werk van te maken. In Leviticus 19 staat het treffend. De Heere vindt de zorg voor de arme belangrijk en liet het zelfs optekenen in Zijn Woord. Ja, Hij verbindt er zelfs Zijn Naam aan: „Want ik ben de Heere uw God.” Is het dan niet zo dat het bouwen ons redelijk lukt, maar dat we in het bewaren tekortschieten? Moeten we dan niet erkennen dat het materiële perspectief overheerst in onze keuzes, en dat we veel minder rekening houden met het milieuperspectief en de zorg voor onze naaste? Zoeken we het dan niet te vaak in de grote woorden en te weinig in de echte daden?

Wat zou het mooi zijn als de crisis die we nu beleven ons terugleidt naar het besef dat we zondaars zijn en de Heere in alle dingen nodig hebben. Wie weet wil de Heere het gebruiken om ons te leren weer andere dingen belangrijk te vinden. Dan acht de een zich niet bekwamer dan de ander, want dan hebben we genoeg aan onszelf. Dan gaat het niet om onze eer, maar om Zijn heilige Naam en het heil van onze naaste.


Elbert Dijkgraaf

Prof. dr. E. Dijkgraaf is lid van de Tweede Kamer voor de SGP en hoogleraar economie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer