„Het is vijf voor twaalf voor geitensector”
OIRSCHOT – De melkgeitensector beleeft een spannend najaar. De compensatieregelingen voor geruimde bedrijven zijn opgesoupeerd, de melkprijs is laag en de voerkosten hoog. De sector moet veranderen, zegt Jeannette van de Ven, melkgeitenhouder en voorzitter van de vakgroep LTO Melkgeitenhouderij. En snel ook.
„Dit is een enorm duur jaar voor de sector”, zegt Van de Ven, bij wie begin 2010 ook geiten geruimd werden vanwege Q-koorts. Behalve de lage melk- en de hoge voerprijs is stro een grote kostenpost. Daarbij komen de vaccinaties tegen Q-koorts, 3 à 4 euro per geit. „En verdubbel dat bedrag maar voor de lammetjes, want die moeten twee keer gevaccineerd worden.” Een groot aantal bedrijven is ten gevolge van de Q-koortsaffaire nog onderbezet en kan niet op zijn oude niveau produceren. „Vorig jaar was het jaar van de emotionele schade”, aldus Van de Ven. „Dit jaar kampen we met financiële schade. De geruimde bedrijven hebben ter compensatie geld ontvangen, maar dat is inmiddels op. Er verkeert een heel aantal bedrijven op het randje van een faillissement.”
De sector moet daarnaast opboksen tegen een negatief imago. Door de Q-koortsaffaire belandde de vriendelijke geitensector midden in de verhitte discussie rond de intensieve veehouderij en de megastallen. Van de Ven: „Vroeger was een geitenhouder leuk, nu is-ie opeens eng.”
Ook het ondernemerschap van de veehouders wordt in deze tijden op de proef gesteld, zegt Van de Ven. „Je ziet grote verschillen in melkopbrengst per geit bijvoorbeeld. Sommige geitenhouders zitten op 600 liter, anderen op 1200 liter.” Een juiste bedrijfsvoering, verzorging en voeding kunnen het verschil maken, aldus de Brabantse. Volgens haar is het vijf voor twaalf in de sector en is die sector daar ook zelf verantwoordelijk voor. „Geitenhouders móéten hun bedrijven optimaliseren en verduurzamen, anders redden ze het niet.” Per jaar wordt er in Nederland 200 miljoen liter geitenmelk geproduceerd. In vergelijking met de miljarden liters koeienmelk is dat weinig. „Maar”, zegt Van de Ven, „je wilt niet weten hoeveel partijen er in de geitensector allemaal bij betrokken zijn. Tientallen melkverwerkers, die elkaar allemaal wegconcurreren. In de koeiensector zijn er maar drie tot vier grote spelers op miljarden liters. Naar een dergelijke efficiëntie zouden wij ook moeten. En de geitenhouder moet vraaggestuurd produceren, en niet als-ie z’n melk heeft pas bedenken wat hij ermee moet.”
Van de Ven is bezig nieuwe markten te ontdekken voor de zogeheten boklammetjes, door geitenhouders wat oneerbiedig ‘restproduct’ genoemd. Doorgaans worden de bokjes op jonge leeftijd naar Zuid-Europa getransporteerd, levend of reeds geslacht. Maar dat kan anders. „We moeten doen aan duurmelken (langer doormelken zonder een geit te laten lammeren, EvdB) en gericht dekken. Dat levert veel minder boklammetjes op, veel minder arbeid en een daling van het antibioticagebruik.” Van de Ven doet op dit moment mee aan een proef met vijftig boklammetjes, die zwaarder worden afgemest. Voor het vlees worden nieuwe markten gezocht.
Van de afgelopen roerige twee jaren herinnert Van de Ven zich vooral 24 april 2011, de dag waarop de sector zijn 25-jarig bestaan in Nederland vierde. De dag werd een open en eerlijke brainstormsessie over hoe het verder moet. „Alle partijen waren aanwezig, ook het ministerie van Landbouw, dat zelfs geld beschikbaar stelde. Er werd eerlijk teruggeblikt, gezamenlijk vooruitgekeken. De eensgezindheid op die dag verraste me echt. Normaal is er veel clubvorming, toen helemaal niet.”
Ondanks het feit dat het anders moet, heeft de Nederlandse melkgeitensector een unieke positie in de wereld. Van de Ven: „Als je in het buitenland zegt dat we op 1200 liter melk per geit per jaar zitten, geloven ze je echt niet. Er is veel kennis, veel kunde, veel ondernemersdrang. Nederlandse geitenhouders zijn pioniers. Niet altijd even gemakkelijk om mee te werken, maar wel bijzondere mensen.”
Dit is het laatste deel in een serie over de nasleep van de Q-koorts.