Commentaar: Saamhorigheid noodzakelijk
Al jaren wordt het geroepen. Bedrijfsleven en burger zullen gaan merken dat het economisch niet goed gaat. De Miljoenennota, die gisteren op een knullige manier uitlekte, maakt duidelijk dat komend jaar iedereen in zijn eigen portemonnee de pijn echt zal gaan voelen.
Echt verrassend is dat niet. De financieel-economische omstandigheden zijn in de achterliggende maanden sterk verslechterd. De staatsschuld explodeerde, de zorgkosten lijken niet te remmen en de eurocrisis trekt diepe sporen. Het kon daarom niet uitblijven dat de broekriem nog enkele gaatjes moet worden aangehaald.
De boodschap van het kabinet is: de kosten voor het bedrijfsleven zullen stijgen, de koopkracht van de burger daalt en de verwachte loonstijging zal geheel teniet worden gedaan door de inflatie, die naar verwachting uitkomt op 2 procent.
Wanneer de eurocrisis nog ernstiger wordt of Amerika opnieuw in een recessie terechtkomt, zal het bezuinigingsmes nog dieper moeten snijden dan de 18 miljard die de komende jaren moet worden ingeleverd. Rutte en zijn ministers verwachten dat er dan 5 miljard extra moet worden gevonden om de kwaal enigszins te kunnen bestrijden.
Wie deze scenario’s even op zich laat inwerken, beseft al snel dat de tijden in economisch opzicht zwaar zijn. Daarover zijn de Haagse politici het ook wel eens. Eigenlijk betwist niemand die analyse van het kabinet.
Over de remedie is men het echter bepaald niet eens. Het kabinet denkt in termen van bezuinigingen en heeft als belangrijk doel de staatskas weer op orde brengen. Vandaar: bezuinigen en nog eens bezuinigen.
Vanuit de oppositie wordt gepleit voor het creëren van werkgelegenheid en heeft men vooral de belangen van de buren van Henk en Ingrid op het oog. Zij mogen er niet op achteruit gaan. De villabewoners en Mercedesrijders moeten maar de klappen opvangen.
Dat er verschil in visie bestaat, is op zich niet erg. Onthutsend is wel de manier waarop in deze moeilijke tijden politiek wordt bedreven. Wie de premier neerzet als „lastenkampioen” (Pechtold) of „sloper van de economie” (Roemer) om daarmee zijn eigen politieke partij te profileren, moet zich afvragen of hij werkelijk de belangen van land en volk dient. Wanneer leiders van oppositiepartijen zich opmaken om komende week tijdens de algemene beschouwingen een wig te drijven tussen Wilders en de coalitie moeten zij beseffen een groot risico te nemen. Met een kabinetscrisis is ons land zeker niet gediend.
De partijleiders lijken op een team artsen dat rond een doodzieke patiënt staat. Over de kwaal zijn de dokters het eens, maar over de therapie niet. Maar het overleg dat ze voeren, wordt gedomineerd door onderlinge jaloezie en carrièredrang. Intussen gaat de constitutie van de patiënt met het kwartier verder achteruit.
Het is een groot goed dat we in ons land een democratie hebben. Historisch gezien is dat de beste staatsvorm. Maar de geschiedenis heeft bewezen dat een democratie juist in tijden van crisis ten onder kan gaan als onderlinge verschillen de noodzakelijke saamhorigheid tussen partijen blokkeren.