De fascisten van Zuid-Afrika
Veel Boeren in Zuid-Afrika hadden zo’n hartgrondige hekel aan de Engelsen dat ze de verhalen over de Duitse onderdrukking in 1940-1945 propaganda noemden. De fascistische stroming onder de Afrikaners zette de samenwerking met Nederland onder grote druk.
Op de universiteit van Potchefstroom is boven de bibliotheek een tentoonstelling ingericht. Die staat daar al sinds de jaren zestig. Niet dat ze vrij toegankelijk is of met bordjes is aangegeven. Je kunt er alleen op aanvraag in, onder begeleiding van een medewerker.
Boven aan die trap treed je dan het Ossewa Brandwagmuseum binnen. Iedereen die dacht dat de gereformeerde Afrikaners een onschuldig nationalisme aanhingen, krijgt op deze zolder een ijskoude douche.
In deze tentoonstelling blik je in het afvoerputje van het nationalisme uit de jaren dertig en veertig. Dit gaat niet meer om de (wettige) overleving van volk en taal in een bedreigende omgeving. Hier tiert de rancune tegen de Engelse onderdrukkers en zoekt men inspiratie bij het nieuwe Duitsland. Het staat allemaal in een boekje met gotische letters.
Het symbool van de beweging was de ossenwagen, waarmee de Boeren in 1834 bij duizenden de Kaap verlieten. De Voortrekkers zijn de oudvaders van de Afrikanernationalisten.
Een ossenwagen is ook niet zomaar een boerenkar. Het is een geliefd, ja dierbaar symbool. Op deze wagen werd een volk gedragen.
Het eeuwfeest van de Slag bij Bloedrivier in 1938 werd een nationale toogdag. Bij het nieuwe Voortrekkermonument in Pretoria hernieuwden mensen het verbond met hun volk. Hier verwees de latere premier ds. D. F. Malan naar de vloek over Meroz uit Richteren 5, omdat deze stad niet was opgekomen naar de strijd.
Het dienen van God en het dienen van het volk vloeiden in deze toespraken in elkaar over. Trouw aan God bleek in trouw aan het volk. Een huwelijk met een Engelse of een zwarte vrouw was niet alleen verraad aan het Afrikanervolk, maar vooral zonde tegen God.
Prof. Gerrit Schutte beschrijft in ”Stamverwantschap onder druk” hoe deze ontwikkelingen de bloeiende samenwerking tussen Nederland en Zuid-Afrika onder druk zetten. Al in de jaren dertig nam het aantal studenten uit Zuid-Afrika af. Veel Afrikaners –onder wie Hendrik Verwoerd, de latere architect van de apartheid– gingen in Duitsland studeren. Natuurlijk doceerde men daar, zoals overal, het racisme, maar ook nog eens het denken in volken.
In bestuurskringen van onder meer de Nederlands-Zuid-Afrikaanse Vereniging (NZAV) vond men het gênant om van hun partners te horen dat de verhalen van de Duitse onderdrukking „Engelse propaganda” waren. Het heeft tot lang na de oorlog geduurd voordat alles weer normaal was.
De Ossewa Brandwag (OB) bleef onder de Afrikanernationalisten een splintergroep. Bovendien valt te betwijfelen of de doorsnee-OB-leden wel echte nazi’s waren. Maar de meest mondige OB’ers waren beslist pro-Duits.
Premier Jan Smuts was ook Afrikaner, maar dan een die met de Engelsen wilde samenwerken. Hij verbood de OB in 1942. Maar ze bleef ondergronds voortbestaan.
Schutte beschrijft in zijn boek iets waarover in het Nederlands nog niet was gepubliceerd. Een waardevolle bijdrage dus. Wel een paar kanttekeningen: het boek zit slecht in de kaft, is niet fraai vormgegeven en de prijs is beslist aan de hoge kant.
Boekgegevens
Stamverwantschap onder druk. De betrekkingen tussen Nederland en Zuid-Afrika, 1940-1947, door Gerrit Schutte; Suid-Afrikaanse Instituut (SAI), Amsterdam 2011; ISBN 978 90 74002 31 4; 322 blz.; € 29,50. Verkrijgbaar bij SAI; tel. 020-6249318; e-post info@zuidafrikahuis.nl.