Palestijnse staat als breekijzer
Weinig mensen in gereformeerd Nederland pleitten zo duidelijk voor een Palestijnse staat als dr. Jan van der Graaf. Toch verzet hij zich tegen de VN-aanvraag voor Palestijnse erkenning. „Dit wordt een rampscenario.”
Op tafel onder het raam ligt het boek ”Een schreeuw om recht”, waarin oud-premier Van Agt de beschuldigende vinger naar Israël uitsteekt. Aan de andere kant ligt een stapel van de verse brochure ”Onopgeefbaar verbonden”, waaraan Van der Graaf meeschreef en dat aan de leiding van de PKN is aangeboden. Maandag 19 september wordt er in Nijkerk een studiedag aan gewijd.
Ook van Van Agt valt te leren, zegt Van der Graaf. „Hij schrijft dat het handvest van Hamas „geen ruimte” biedt aan een staat Israël, want „die moet verdwijnen.” Dat is duidelijke taal van zijn kant, maar helemaal waar. Als Hamas meewerkt aan een Palestijnse staat, wordt dat een Israëlvijandige moslimstaat. Die eist de alleenheerschappij. Een democratische Joodse staat past daar niet bij. Dat leidt dus alleen tot nieuwe oorlogen.”
Bovendien komt de Palestijnse staatvorming te vroeg, meent Van der Graaf. „Zo’n verzoek aan de Verenigde Naties zou het sluitstuk van onderhandelingen moeten zijn. Zodra Israël en de Palestijnen het eens zijn, kan erkenning volgen. Nu is het een breekijzer. Een rampscenario.”
De VN besloten in 1947 in het Delingsplan tot een Joodse en een Arabische staat. Als je die Joodse omarmt, kun je ook niet tegen die Arabische zijn?
„Had men toen die Palestijnse staat maar opgericht. En had men sindsdien maar in vrede geleefd. De hele Arabische wereld heeft de tweestatenoplossing echter geblokkeerd. Martin Buber (bekend Joods denker, EvV) had het ideaal dat de zoon van Hagar zou spelen in de tent van Sara. Maar dat heeft in politiek opzicht niet geleid tot vreedzaam samenleven.
Inmiddels is de situatie totaal veranderd. Israël heeft zijn grondgebied uitgebreid. Of je dat nu bezetting noemt of niet, maar voor die gebieden moet een oplossing komen. Het is voor Israël onmogelijk om de bewoners daar gelijke burgerrechten te geven. Dan zou Israël niet langer Joods zijn. Maar je kunt die mensen ook niet rechteloos laten.
Verder heeft Israël zelf ook een Arabisch bevolkingsdeel. Dat leeft vaak in vrede met de Joodse buren. Maar zodra die Palestijnse staat er is, kan men gemakkelijk de andere kant kiezen. Zonder waarschijnlijk direct te emigreren.
Al deze kwesties bestonden niet in 1947. Daarom moeten ze in goed overleg met Israël worden opgelost. Samen met het veiligheidsvraagstuk natuurlijk.”
Maar dat vredesproces ligt al tien jaar plat. Misschien kan deze stap de zaak weer vlot trekken.
„Dit is een stap achteruit en zal de strijd alleen maar aanjagen. Ook de meer gematigde Fatah voorkomt geen Israëlvijandige moslimstaat.
Tegelijk herhaal ik: het Palestijnse volk komt ook burgerrechten toe. Is het niet binnen Israël, dan wel in een eigen staat.”
In hoeverre past een Palestijnse staat in de Bijbelse landbelofte?
„Genesis 17 spreekt van een „eeuwige bezit.” In het Nieuwe Testament wordt die belofte ook niet ingetrokken, dus geldt die nog steeds. Ik zie de staat Israël als vervulling daarvan, in afgeleide zin.
Maar ik hang niet de Groot-Israëlgedachte aan. Sommige christenen willen dat Israël ongeveer half Jordanië erbij krijgt. Ik denk dat ook de Palestijnen een recht op het land hebben. De kunst is die rechten niet te laten botsen, maar met elkaar te verzoenen.”
In 2001 riep u op tot „dubbele solidariteit” aan zowel Joden als Palestijnen. Heeft dat iets uitgewerkt?
„Laat ik bescheiden zijn, maar toch ja zeggen. Ik heb dat trouwens zelf ook moeten leren. Van huis uit was ik gepokt en gemazeld met de liefde voor Israël. Bij het Hervormd Werelddiaconaat leerde ik breder denken.
Zo ging het ook in de Hervormde Kerk. In 1970 verscheen ”Israël; volk, land, en staat”, een van de beste rapporten uit de naoorlogse tijd. Later kwam daar diaconaal de solidariteit met het Palestijnse volk bij, die helaas meer en meer eenzijdig werd opgepakt.
Momenteel zie je in de kerk een verschuiving. Jonge predikanten hebben soms een leesachterstand als het gaat om de geschriften van dr. S. Gerssen en zo. Israël geldt nu als boosdoener en de Palestijnen als het slachtoffer. De Hervormde Kerk was de voorloper, maar dreigt nu de achterloper te worden.”
Wat baart u het meest zorgen?
„De PKN werkt samen met de organisatie Sabeel van de Palestijnse theoloog Naim Ateek. Die vergelijkt de oprichting van Israël met de diefstal van Naboths wijngaard. Op zijn best ziet hij een gastrecht voor Joden in Palestina. Pure vervangingstheologie; de Palestijnen in plaats van Israël.
Als onze kerk hiermee samenwerkt, brengen we niets terecht van de onopgeefbare verbondenheid met Israël uit onze kerkorde.
De kerk in het Midden-Oosten heeft nooit het belijdende gesprek met Israël gezocht. Men zit, ook binnen het werelddiaconaat, direct aan de politieke kant.
Deze verschuiving heeft volgens mij te maken met het nieuwe antisemitisme. In de staat Israël heeft het Jodendom een gemakkelijk grijpbaar collectief.”
Van der Graaf pakt het boek van Van Agt. „Niemand wil antisemitisch zijn, maar ik zeg het: dit boek is antisemitisch. Dat spreekt aan alle kanten.”
U werkte mee aan de brochure ”Onopgeefbaar verbonden”. Die spreekt vooral over Israël. Maar hij zegt nergens: De Palestijnen hebben recht op een eigen staat. Hoe functioneert de dubbele solidariteit hierin?
„Laat ik het eerlijk zeggen: ook in eigen kring moet je die dubbele solidariteit bevechten. Als je met meer mensen iets schrijft, komt eruit wat je gemeenschappelijk hebt.
Ons stuk is vooral een reactie op het Kairosdocument, waarin christenen eenzijdig worden opgeroepen de Palestijnen te steunen. Verder is het een actualisering van het oude belijden van de Hervormde Kerk.
Niemand kan natuurlijk aanvoeren dat de Bijbel tegenover de Palestijnen dezelfde onopgeefbare verbondenheid eist als met Israël als volk. Met Palestijnse christenen onderhouden we wel een oecumenische relatie. En we vragen de Nederlandse kerk om diaconale hulp aan Palestijnen. De nood in die gebieden is hoog. Soms ook door het onrecht van de kant van Israël. Denk aan blokkades, pasjeswetten en de ongelijke beloning voor Joden en Palestijnen.
Maar de Palestijnse leiding bestaat ook niet uit lieverdjes. De laatste jaren ontmoet ik in een Arabisch ziekenhuis in Israël nogal eens mensen uit de Gazastrook. Ik voer soms urenlange gesprekken met hen. Het valt me op dat ze vernietigend zijn over Hamas. De leiders daarvan dienen alleen hun eigenbelang. Ik denk dan wel eens: Zou Van Agt deze geluiden nu ook horen?”
In ”Onopgeefbaar verbonden” komen ook concrete politieke zaken aan de orde. Is er geen risico dat de theologie politiseert?
„Dat is een goeie vraag. Politiek is niet alles, zei Kuitert, maar in het Midden-Oosten is alles politiek. Kijk maar naar de Tempelberg. Je ontkomt er dus niet aan.
Theologie is ”God zeggen”. Alles komt op uit Zijn openbaring. Maar we belijden ook Gods regering over de wereld. De kerk moet de verdrukking aan de kaak stellen. In onze kring is dat wel eens een onderbelichte paragraaf. Maar de politiek mag nooit heersen over de theologie.”
Staat als zaak van recht
Dr. ir. J. van der Graaf schokte in het najaar van 2001 zijn SGP-gehoor in Gouda door een Palestijnse staat „een zaak van recht” te noemen. Dat was „nog het enige waarnaar kan worden gestreefd”, aldus de oud-secretaris van de Gereformeerde Bond in de Nederlandse Hervormde Kerk.
In een opiniestuk in deze krant stelde hij dat Israël teruggaat op de Bijbelse landbeloften. Maar tegelijk bepleitte hij dat Joden en Palestijnen „in vrede naast elkaar” wonen.
Hij verwierp de ”Groot-Israëlgedachte”, omdat die erop neerkomt dat „dat andere volk” in dat grote Israël „de zee in” wordt gedreven. Nee, dan liever een „dubbele solidariteit” met zowel Joden als Palestijnen.
Ook dat is een christelijke gedachte, schreef Van der Graaf in 2001, want „de messiaanse vrede komt over Israël en alle volkeren.”