Binnenland

„Franse seculiere model past niet in Nederland”

Mr. Hansko Broeksteeg behandelt met zijn Nijmeegse studenten kwesties zoals de tekst ”Jezus redt” op het dak van een boerderij en het geruchtmakende SGP-arrest omtrent het lidmaatschap van vrouwen. „Botsende grondrechten spelen ook in de kerk.”

Jan-Kees Karels

15 September 2011 06:49Gewijzigd op 14 November 2020 16:38
Dr. Hansko Broeksteeg. Foto RD
Dr. Hansko Broeksteeg. Foto RD

De denker Hans Kelsen (1881-1973) heeft een indringende studie geschreven over de betekenis van democratie. Zijn boek ”Vom Wesen und Wert der Demokratie” verscheen kort nadat de rook van de Eerste Wereldoorlog was opgetrokken, in 1920. Kelsen besluit met het verhaal van de veroordeling van Jezus door Pilatus. Als Romein, gewend aan democratisch denken, doet Pilatus een beroep op het volk en gelast een stemming. De stemming valt uit in het nadeel van de Heiland, Die wordt veroordeeld. Betekent deze veroordeling een argument tégen democratie, omdat deze blijkt „de waarheid te vermoorden”? Of toont de geschiedenis juist de kracht van democratie, met Pilatus in de rol van proto-democraat die beseft dat macht alleen geldt als hij met instemming van de betrokkenen wordt uitgeoefend?

Het is moeilijk om uit deze Bijbelse passage lijnen te trekken, zegt de Nijmeegse jurist Hansko Broeksteeg. „Wat wél tot uiting komt is dat Pilatus zijn handen in onschuld wast, want het vólk heeft gesproken. Dat zou niet mijn opvatting van democratie zijn. Democratie is onlosmakelijk verbonden met de rechtsstaat. Het volk heeft niet per definitie de waarheid in pacht.”

Broeksteeg (1974) is universitair hoofddocent staatsrecht in Nijmegen. Samen met zijn collega Ashley Terlouw redigeerde hij het onlangs verschenen boek ”Overheid, recht en religie” (uitg. Kluwer, 2011). Daarin komt de verhouding tussen kerk en staat in allerlei varianten aan de orde, van het randschrift ”God zij met ons” op de Nederlandse 2 euromunt tot de duur van het zondagse klokgelui en het ritueel slachten.

Reageert u eens op de stelling: Het christelijk geloof past niet zo goed in een democratische rechtsstaat. Het propageert immers een rijk dat „niet van deze wereld” is.

„Als je als christen een theocratie wilt oprichten en het christelijk geloof fundamentalistisch opvat, past dit inderdaad niet goed bij de democratische rechtsstaat. Maar ik geloof dat het heel goed mogelijk is om als christen hieraan deel te nemen. Alleen al historisch gezien is de stelling onjuist. De democratische rechtsstaat zoals we die nu kennen is ontstaan in landen met een christelijke achtergrond, zoals Frankrijk en de Verenigde Staten.”

Toch is Jezus in het Evangelie radicaal en zegt: „Mijn rijk is niet van deze wereld.”

„De vraag is of je dit radicalisme zomaar kunt overplanten naar onze tijd. Als Hij zegt: Mijn rijk is niet van deze wereld, moeten christenen erover nadenken wat dit voor nu betekent, en hoe je die uitspraak invult. Denk aan de grondslagendiscussie die nu in het CDA plaatsvindt.”

Op welke manier discussieert u met studenten over vragen van recht en godsdienst?

„We behandelen de vragen in een juridische context. Zo heb ik de kwestie ”Jezus redt” behandeld – dat betrof een evangelist in Giessenburg die van de gemeente deze woorden van het dak van zijn boerderij moest halen. De juridische vraag is dan: Stel dat de gemeente dit wil verbieden, hoe rijmen we dat met artikel 6 van de Grondwet en met het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens? Ook het SGP-arrest is natuurlijk verplicht gesteld in ons onderwijs. Mag de SGP als politieke partij vrouwen van de kandidatenlijst weren? De uiteindelijke vraag is hier of de partij dat zelf mag bepalen, dan wel of vrouwen en mannen verplicht een gelijke plaats op de lijst toekomt. Juridisch geformuleerd: Welk recht heeft voorrang, het recht van vereniging of het recht van gelijke behandeling? In Nijmegen zijn veel studenten, ook atheïstische en humanistische, kritisch over het arrest. Dat kan te maken hebben met het feit dat diverse docenten ook heel kritisch zijn, onder wie ikzelf.”

Denkt u dat de uitspraak gevolgen krijgt voor de verenigingsvrijheid van kerken?

„De SGP-zaak gaat over een politieke vereniging. Dat is toch een wezenlijk verschil met een kerk. Wel zie je ook in kerken een duidelijke spanning tussen het gelijkheidsbeginsel en de vrijheden van vereniging en van godsdienst. Neem de hostierel in Den Bosch, waar PvdA-voorzitter Lilianne Ploumen bij aanwezig was. Kennelijk heeft de PvdA een opvatting over hoe de rooms-katholieke liturgie moet worden ingericht. Indirect spelen de botsende grondrechten dus ook in de kerk.”

Een van uw nevenfuncties is rechter-plaatsvervanger bij de rechtbank van Zutphen. Zijn er in deze rol opvallende momenten waarin godsdienst en recht schuren?

„In Zutphen behandel ik vooral gemeentelijke belastingzaken en algemeen bestuursrecht. Daarin komt het thema niet zo aan de orde. Ik ben ook bestuurslid van stichting De Katholieke School, en daar speelt het wel nadrukkelijk. Deze stichting houdt een aantal bijzondere leerstoelen onderwijsrecht in stand. Als mensen zich op godsdienstige gronden willen organiseren, horen daar de vrijheid van onderwijs en de vrijheid van godsdienst nadrukkelijk bij. Het is opmerkelijk dat juist déze collectieve grondrechten onder vuur liggen. Terwijl de individualistische gelijkheidsrechten een hausse doormaken. Denk aan de discussie over de verplichte toelating van homoseksuele leerkrachten op christelijke scholen. Zo’n verplichte toelating is een vergaande inbreuk op de vrijheid van richting van de school.”

Ziet u verschillen in de benadering tussen rooms-katholieke en protestantse scholen?

„Ik denk dat rooms-katholieke scholen minder dan orthodox-protestantse scholen te maken hebben met een verplichte toelating. Rooms-katholieke en vrijzinnig protestantse scholen hebben vanouds al een vrijer toelatingsbeleid gevoerd. Wat bij zowel rooms-katholieke als protestantse scholen moeilijker gaat worden is de oprichting van een nieuwe school. Ik ben betrokken geweest bij de voorbereiding van een advies dat gisteren in Utrecht aan de roms-katholieke besturenorganisaties (Bond KBO en Bond KBVO) is gepresenteerd. In dat advies wordt teruggegrepen op het rooms-katholieke sociale denken. Dat wil zeggen dat je niet de overheid moet laten regelen wat op een lager niveau geregeld kan worden. Ga uit van het vakmanschap van de leraar. En ga uit van ouders die zélf de levensbeschouwing van hun kind bepalen. Moet de onderwijsinspectie zich bezighouden met het darwinisme? Het advies bepleit ouders meer vrijheid te geven om eigen scholen op te richten. Daarvoor is het nodig flexibeler om te gaan met het begrip ”richting”, dat in wet en rechtspraak een belangrijke rol speelt. Nu is ”richting” te veel gekoppeld aan godsdienst en levensbeschouwing. Ouders zouden ook op basis van andere criteria een school moeten kunnen oprichten.”

In de bundel komt het begrip ”compenserende neutraliteit” aan de orde. Dat wil zeggen dat de overheid soms minderheden moet „compenseren”, iets extra’s aanbieden dat anderen niet krijgen. Hoe kijkt u hier tegenaan?

„In de Amsterdamse Bijlmer is deze ”compensatie van minderheden” toegepast. Een christelijke migrantenkerk kwam langere tijd in een parkeergarage bijeen, waarna de overheid zei: Zullen we deze groep maar helpen bij zijn zoektocht naar een kerkgebouw en de bouw daarvan? Voor mij zou het een vraag zijn of je als overheid inderdaad moet overgaan tot het steunen van minderheden. De minderheden genieten grondrechten die hen beschermen. Maar moet een overheid een moskee gaan subsidiëren, omdat daar een liberalere wind gaat waaien? Dat kan niet het criterium zijn. Ik zou dus voorzichtig zijn met een actief steunbeleid.”

Nederland heeft een „soepeler verhouding” tussen kerk en staat dan het Franse model, dat een veel striktere scheiding kent. Toch gaan er stemmen op om het Franse model hier in te voeren. Zijn de voortekenen daarvan zichtbaar?

„Vooralsnog zijn de tegenkrachten te sterk. De Nederlandse overheid ziet in dat religie van grote waarde kan zijn voor individuen, en dat je religie daarom niet zomaar uit de publieke sfeer kunt bannen. Godsdienstige uitingen in de openbare ruimte hoeven ook geen probleem te zijn. Wat dat betreft heeft Nederland een andere geschiedenis doorgemaakt dan Frankrijk of Turkije, waar revoluties een nieuwe staatsordening inluidden. In Frankrijk waren de geestelijken in de achttiende eeuw zo machtig dat men na de Revolutie een radicaal standpunt heeft ingenomen. In Turkije ontstond met Atatürk een vergelijkbare situatie. Nederland kent een stabielere geschiedenis, zonder grote revoluties.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer