De inmiddels in Tripoli gevestigde Nationale Overgangsraad (NTC) is volgens de Chinese regering de legitieme vertegenwoordiging van het Libische volk. China wil volgens het Chinese staatspersbureau Xinhua samenwerken met de NTC, zodat de overgang van het oude naar het nieuwe bewind in Libië snel en soepel kan verlopen.

De relatie tussen China en de NTC is gespannen. Zo reageerde het nieuwe gezag in Libië woedend toen duidelijk werd dat Chinese staatsbedrijven tot in juli hadden onderhandeld met vertegenwoordigers van Kaddafi over grootschalige wapenleveranties. Leidinggevenden binnen de NTC zijn verder niet vergeten dat China in de afgelopen maanden bij herhaling de NAVO-bombardementen op doelen van het dictatoriale regime van Muammar Kaddafi veroordeelde.

China vroeg eerder deze maand waarborgen van de NTC voor de belangen van Chinese bedrijven in het Noord-Afrikaanse land. Peking vreest dat de overgangsraad westerse landen zal bevoordelen, omdat die de opstandelingen tegen het bewind van Kaddafi hebben gesteund. China heeft in de afgelopen jaren miljarden euro’s geïnvesteerd in de Libische spoorwegen en in de olie- en telecomindustrie.

Van Kaddafi ontbreekt ondertussen nog altijd elk spoor. Hij deed maandag wel van zich spreken met een audioboodschap, die werd uitgesproken door een Iraakse parlementariër en die werd uitgezonden door de Syrische zender Arrai TV. Kaddafi liet opnieuw weten te zullen strijden „tot de overwinning.”

Kaddafi liet zich 3 maanden geleden voor het laatst in het openbaar zien. In de afgelopen weken vluchtten veel belangrijke functionarissen uit zijn bewind en leden van zijn familie naar het buitenland. Zo werd zijn derde zoon, Saadi, zondag aangetroffen in het zuidelijke buurland Niger.

Strijders die loyaal zijn aan Kaddafi, geven de strijd nog niet op. Zo vielen zij maandag nabij de kuststad Ras Lanuf een olieraffinaderij aan, die in handen is van de NTC. Zeker 12 bewakers zouden zijn gedood tijdens de aanval, die uiteindelijk kon worden afgeslagen. Op enkele andere plaatsen, zoals in de stad Bani Walid, werd ook hevig gevochten.