Gods jaloezie toont dat Hij het beste voor Zijn schepselen wil
Is de God van de Bijbel jaloers?
De bekende Britse atheïst Richard Dawkins heeft weinig goede woorden over voor de God van het Oude Testament. Deze God barst bijvoorbeeld uit in „enorme woede als zijn uitverkoren volk het aanlegt met een rivaliserende god”, zo schrijft hij. Volgens Dawkins lijkt het optreden van de God van Israël op „seksuele jaloezie van de slechtste soort.” Ook andere zogeheten ”nieuwe atheïsten” vinden Jahweh ongeduldig, jaloers en snel geïrriteerd.
Het is op dit punt belangrijk om helder te definiëren. Jaloezie kan iets slechts zijn of iets goeds. Is jaloezie geworteld in zelfgerichtheid, dan is ze duidelijk van de verkeerde soort. Echter, een jaloezie die voortkomt uit zorg voor het welzijn van de ander is gepast. Jaloezie kan een ondeugd zijn (Gal. 5:20), maar ook een deugd, een „godzalige jaloezie”, zoals Paulus het formuleert. „Want ik ben ijverig over u met een godzalige jaloezie; want ik heb u toebereid om u als een reine maagd aan één Man voor te stellen, namelijk aan Christus” (2 Kor. 11:2, Eng. vert.).
In Gods geval is jaloezie iets goeds wanneer wij in de afvalhopen van het leven aan het rondsnuffelen zijn en we de ultieme bron van verzadiging ontwijken. In plaats van te genieten van vers bronwater kijken we naar stilstaande, belabberd smakende vervangers die ons onvermijdelijk teleurstellen. God klaagt over Israël: „Want Mijn volk heeft twee boosheden gedaan: Mij, de Springader van het levende water, hebben zij verlaten om zichzelf bakken uit te houwen, gebroken bakken, die geen water houden” (Jer. 2:13).
Geestelijk overspel
Een vrouw die niet jaloers en boos wordt wanneer een andere vrouw met haar echtgenoot flirt is niet werkelijk toegewijd aan de huwelijksrelatie. Verontwaardiging, pijn, lijden – dat zijn in zo’n geval gepaste reacties. God is niet de een of andere abstracte entiteit of een onpersoonlijk beginsel, zoals Hij volgens Dawkins blijkbaar zou moeten zijn. Hij is een betrokken, relationele God, Die Zichzelf aan mensen verbindt. Hij verlangt ernaar hun liefhebbende Vader te zijn en de wijze Regeerder van hun leven. In Israëls geval is Gods liefde die van een hartstochtelijke echtgenoot. Het zou ons moeten verbazen dat de Schepper van het universum Zich zo diep aan mensen wil verbinden dat Hij Zichzelf blootstelt aan verdriet en lijden vanwege verraad en afwijzing aan de kant van de mens.
Geestelijk overspel is geen kleinigheid. Het hoeft ons niet te verbazen dat God het volk Israël na het verraad met het gouden kalf van de aardbodem wilde wegvagen. „Laat Mij toe dat Mijn toorn tegen hen ontsteke en hen vertere” (Ex. 32:10). Dit gebeurde kort nadat Israël bij de Sinaï had beloofd zichzelf aan Jahweh te verbinden: „Al wat de Heere gesproken heeft, zullen wij doen en gehoorzamen” (Ex. 24:7; zie ook vers 3). Israëls afgodendienst was net zoiets als wanneer een man zijn echtgenote met een andere man in bed aantreft – op hun huwelijksreis!
Als we wereldse bezigheden verkiezen boven onze relatie met God, geven we ons over aan geestelijk overspel (Jak. 4:4; 2 Kor. 11:2), wat Gods rechtvaardige jaloezie opwekt. Ongelukkig genoeg begrijpen veel critici van Jahweh die een afkeer hebben van de notie van goddelijke jaloezie –in het bijzonder de nieuwe atheïsten– niet waarom afgoderij zo’n probleem is. We zouden Dawkins eens kunnen vragen: „Hoe sterk hoort de toewijding van een echtgenote aan een huwelijk te zijn? Hoe ernstig moet men in een huwelijk optreden tegen overspel?” Welk antwoord hij ook zou geven, het zou ongetwijfeld onthullend zijn.
Traag tot toorn
In heel het Oude Testament is God niet alleen hartstochtelijk betrokken bij Israël, maar ook heeft Hij zeer regelmatig pijn vanwege zijn opstandigheid en verlangt Hij naar verzoening. God is een gekwetste echtgenoot die Zijn volk voortdurend probeert over te halen om weer in harmonie met hem te komen. Jesaja 5 schildert God als de eigenaar van een wijngaard die zich heeft ingespannen om zijn volk Israël –„de edelste wijnstok”– te planten op een vruchtbare heuvel die hij had omtuind en van stenen gezuiverd. Gods gewettigde verwachting was dat Israël na alles wat Hij had gedaan goede vruchten zou dragen. Hij wordt echter getergd door Israëls waardeloze opbrengst. „Wat is er meer te doen aan Mijn wijngaard, hetwelk Ik aan hem niet gedaan heb?” (Jes. 5:4).
In onze tijd van het pseudotolerante het-is-waar-voor-jou-maar-niet-voor-mijgeloof zouden we aanzienlijk meer gerechtvaardigde boosheid kunnen gebruiken – vanwege het onrecht in de wereld, de hebzucht, de tirannie, de leugens… en ons eigen trotse, rationaliserende hart.
Boosheid is vaak de eerste aanwijzing dat we ergens om geven. Het tragische is dat we niet genoeg boos en geschokt worden. Boosheid is niet noodzakelijkerwijs verkeerd (Ef. 4:26); ja, soms is het deugdzaam om boos te zijn. Wie nooit boos is, schiet moreel tekort. Degene die traag tot toorn is, dat is de deugdzame persoon. Hij is beter in staat om ruzies te kalmeren of om goed te luisteren (Spr. 15:18; 16:32; 19:11; Jak. 1:19), maar hij verzet zich ook tegen onrecht en tirannie.
Bezorgdheid
Zo ook wordt God vaak omschreven als iemand die „traag tot toorn is” (Ex. 34:6, Eng. vert.). Met boosheid is het net zoals met jaloezie: is de boosheid zelfgericht of gericht op de ander? Is de boosheid een blijk van trotse zelfzucht of van bezorgdheid om anderen? Bij nadere beschouwing is Gods boosheid geen blijk van zelfzucht. Zijn jaloezie en boosheid komen voort uit liefde en bezorgdheid, niet uit gekwetste trots of onvolwassenheid. God wordt jaloers of boos juist omdat Hij zorgt.
God is de algoede Schepper en Gever van het leven. Hij verlangt ernaar dat Zijn schepselen leven zoals het behoort. Als iemand handelt op een manier die het leven ontkent (bijvoorbeeld door overspel, pornografie en het breken van beloften – of eenvoudigweg het ten onder houden van de waarheid over God) dan komt Gods jaloezie boven, opdat de persoon zijn of haar doelen die naar de dood leiden zou loslaten en zou terugkeren naar een overvloedig leven dat te vinden is in een aan God overgegeven bestaan. Gods jaloezie laat zien dat Hij het beste voor Zijn schepselen wil.
Paul Copan, hoogleraar filosofie en ethiek aan Palm Beach Atlantic University in Florida. Dit artikel is een samenvatting van een hoofdstuk uit zijn boek ”Is God a Moral Monster? Making Sense of the Old Testament God” (uitg. Baker, 2011).
Verder lezen over dit onderwerp
Copan, Paul. Loving Wisdom: Christian Philosophy of Religion. St. Louis: Chalice Press, 2007. See esp. part 1, “God.”
Kirkpatrick, Frank G. A Moral Ontology for a Theistic Ethic: Gathering the Nations in Love and Justice. Burlington, VT: Ashgate, 2004.
Lane, Nathan C. The Compassionate but Punishing God. Eugene, OR: Wipf & Stock, 2010.
Lewis, C. S. “The Weight of Glory.” In: The Weight of Glory and Other Addresses. New York: HarperOne, 2001.
Phillips, J. B. Your God Is Too Small. New York: Touchstone, 1997.
Stuart, Douglas K. Exodus. New American Commentary 2. Nashville: B & H Publishing, 2008.