CDA kan zijn draai niet vinden
Het CDA heeft na de zware nederlaag van vorig jaar zijn draai nog niet gevonden. Weliswaar maakt de partij deel uit van het kabinet. Zij levert bijna de helft van de ministers. De samenwerking in het kabinet is goed.
Het gevormde minderheidskabinet weet zich tot dusver met wisselende parlementaire meerderheden aardig te handhaven. Toch is er in het CDA altijd nog een duidelijke onvrede over de gedoogrol van de PVV. Kon de nauwe samenwerking met die partij (ook al kwam ze dan niet in het kabinet) wel door de beugel?
Op het CDA-congres in Arnhem bleek vorig jaar een derde van de partij tegen de gemaakte keus. Dit voorjaar werd een van de Arnhemse tegenstemmers, de PKN-predikante Ruth Peetoom, als partijvoorzitter gekozen. Zoals dat een hedendaags predikant betaamt, toont zij overal veel begrip voor. Maar daarmee is de koers van het CDA nog niet duidelijk.
Inmiddels werden allerlei commissies ingesteld om zich te beraden op het stemmenverlies en de te volgen koers. Verder ontstond binnen het CDA het besloten Slangenburgberaad. Vorige maand presenteerde zich een vernieuwingsbeweging op christendemocraat.nl. In de peilingen staat de partij echter voortdurend op verlies. Waar moet dat op uitlopen?
Europa
In dit verband is het relevant om te signaleren dat ook elders in Europa de traditionele partijen te kampen hebben met een teruglopende kiezerstrouw. Dat geldt voor de socialistische partijen, maar vooral ook voor de christendemocraten.
Na de Tweede Wereldoorlog nam de christendemocratische stroming in West-Europa een dominante positie in. Zo gaf zij een belangrijke stimulans aan het project van de Europese integratie. In Italië vormde de Democrazia Cristiana het tegenwicht voor de gevaarlijk grote communistische partij. In het verslagen Duitsland stond jarenlang de combinatie CDU/CSU aan het roer. In Frankrijk was de Mouvement Républicain Populaire (MRP) ten tonele verschenen, die aanvankelijk veel stemmen behaalde en in de Vierde Republiek (1945-1958) een belangrijke positie innam.
Zowel de MRP als de Democrazia Cristiana is inmiddels te gronde gegaan. In Duitsland is de christendemocraat Merkel wel bondskanselier, maar de combinatie CDU/CSU is thans ver verwijderd van de absolute meerderheid van de kiezers die zij in 1957 achter zich kreeg. Ook in België is de vroegere machtspositie van de christendemocraten sterk aangetast. Dat alles heeft te maken met slijtage van partijen die lang aan de macht waren, met de opkomst van populistische politici (Berlusconi), met de politieke versplintering, maar ook met de voortgaande secularisatie van West-Europa.
Waar kerkgang en kerklidmaatschap teruglopen, is het te verwachten dat steeds minder kiezers zich bij de stembus (mede) door hun geloofsovertuiging laten leiden. Partijen die van oorsprong een christelijke signatuur hadden, kunnen zich alleen nog enigszins handhaven door die identiteit af te zwakken. De grens tussen christelijke en humanistische waarden wordt dan steeds vager. Tal van prominente partijleden hebben nauwelijks nog een serieuze binding aan het christelijk geloof.
Dezelfde ontwikkelingen zien we in Nederland. Slijtage van de traditionele machtspartijen CDA en PvdA. Versplintering van het politieke landschap. Opkomst van populisten zoals Fortuyn en Wilders.
De kerkelijke achterban van het CDA krimpt en vergrijst. Voor veel rooms-katholieken hoeft het CDA niet meer. Niet weinig protestanten denken er net zo over. Tal van vooraanstaande CDA’ers zijn niet of nauwelijks kerkelijk meelevend.
Volkspartij
Kenmerkend voor de christendemocratische partijen was dat zij volkspartijen wilden zijn. Zij richtten zich niet op een bepaalde sociale laag. In Nederland, waar de Rooms-Katholieke Kerk lange tijd haar greep op de arbeiders wist te behouden, lukte dat vaak beter dan daarbuiten. De vroegere KVP was qua sociale gelaagdheid een vrij goede dwarsdoorsnede van de bevolking.
Dat betekende wel dat zij op sociaaleconomisch gebied de vaak uiteenlopende wensen en belangen van haar achterban moest zien te harmoniseren. Zij was bij uitstek de belichaming van het poldermodel. Eenvoudig was dat niet. Men zag dat echter wel als een belangrijke opgave. De socialistische klassenstrijdgedachte werd principieel afgewezen. In plaats daarvan streefde men naar een christelijk sociale solidariteit. De vroegere KVP-leider Romme sprak wel van „de verzoening van het onverzoenlijke”.
Verder had een partij als de KVP natuurlijk zijn specifieke standpunten die voortvloeiden uit de leer van de Rooms-Katholieke Kerk. Maar, zo schreef Romme in 1953 in zijn boekje “Katholieke politiek”, door hun innerlijke redelijkheid moeten de standpunten van een rooms-katholieke partij ook aanvaardbaar zijn voor niet-katholieken. Die standpunten sluiten immers aan bij de menselijke natuur. Dat was een minder antithetische opstelling dan bij de ARP gangbaar was, al wist ook een man als Kuyper van de gemene gratie, die samenwerking tussen gelovigen en ongelovigen mogelijk maakte. Overigens waren, zeker in de niet-confessionele partijen, slechts weinigen geneigd Romme na te zeggen dat het katholieke program ook voor hen aanvaardbaar was.
Centrumpositie
Wat betekent dat alles voor de positionering van een partij als het CDA? In ieder geval dat een plaats in het midden van het politieke spectrum eerder voor de hand ligt dan een meer excentrische positie. Laat de SP een partij zijn van de lagere inkomensgroepen, de VVD van de middengroepen en de welgestelde klasse, laten D66 en GroenLinks zich richten op de hoger opgeleide en meer kosmopolitische bevolkingsgroepen, voor het CDA ligt een minder uitgesproken sociaaleconomisch en sociaalcultureel profiel voor de hand. Dat betekent ook dat zij bij de kabinetsformatie verschillende kanten uit kan.
In het verleden kon er in Nederland geen kabinet gevormd worden zonder de KVP. Later gold dat van het CDA. Door de forse verliezen die in de jaren negentig en ook recent geleden zijn gaat dat niet meer op. De andere partijen kunnen nu om het CDA heen.
Dat heeft ook z’n consequenties voor de aantrekkingskracht van het CDA. Niet alleen hoeft de partij bij de verkiezingen niet meer te rekenen op de premierbonus, zij doet ook niet meer mee in de strijd om de eerste plaats. Verder geldt voor mensen met een min of meer christelijke oriëntatie die carrière willen maken in de politiek dat een keuze om in het CDA actief te worden, minder voor de hand ligt. Het CDA is immers geen dominante factor meer in de politiek.
Deconfessionalisering
Dat laatste heeft onmiskenbaar te maken met de secularisatie. Vooral in rooms-katholieke kring is de ontkerkelijking de laatste veertig jaar snel gegaan. Was vroeger een keuze voor de KVP vanzelfsprekend, dat geldt thans niet voor het CDA. Zelfs niet bij de sterk geslonken en vergrijsde groep kerkgangers. Waar de KVP vroeger in Limburg soms wel bijna 90 procent van de stemmen kreeg, bleef het CDA daar bij de laatste Kamerverkiezingen onder de 16 procent. Men moest Wilders voor laten gaan. Ook in de kerkelijke achterban van de voormalige ARP en CHU is de keuze voor het CDA minder vanzelfsprekend dan vroeger en ook deze achterban krimpt.
In een dergelijke krimpsituatie kunnen christelijke organisaties hun identiteit centraal stellen. Daaraan wil men vasthouden, ook al vindt die boodschap minder weerklank dan vroeger. Vaker doet zich echter het verschijnsel voor van de deconfessionalisering. Men laat dan bewust de oude identiteit verbleken om voor bredere groepen aanvaardbaar te zijn. Dat is de weg die de christendemocraten in Europa zijn gegaan en dat zien we ook bij het CDA.
Men ziet nauwelijks verschil meer tussen christelijke waarden en humanistische. Het gaat in de politiek immers om het welzijn van mensen. Waar bij Romme de rooms-katholieke of christelijke waarden in de politiek eigenlijk voor iedereen aanvaardbaar zouden kunnen zijn, geldt nu het omgekeerde. De waarden en normen van de hedendaagse geseculariseerde maatschappij kunnen (met wat kanttekeningen) ook door christenen onderschreven worden.
Het probleem is dan wel wat het onderscheidende is van het CDA boven allerlei andere partijen. Waarom zou de kiezer en met name de jonge kiezer op het CDA moeten stemmen? Er is bij de stembus immers keus genoeg. Er zijn in Nederland ten minste acht potentiële regeringspartijen die elk voor een aantal kiezers een reëel alternatief vormen voor het CDA. Bovendien is het typisch christendemocratische polderen niet meer zo in.
Gedurfd en eigentijds
Als je de presentatie van de nieuwe website christendemocraat.nl bekijkt, blijkt die weinig concreets op te leveren voor de nieuwe koers van het CDA. De partij moet een beweging worden met een nieuw inhoudelijk profiel. Daarvoor zijn gedurfde en prikkelende visies nodig. De christendemocratie is geen politieke ideologie maar meer een mentaliteit en daarom is zij moeilijk te duiden, zo stellen de initiatiefnemers. Haar streven is de mens ten volle tot zijn recht te laten komen. Relevant en eigentijds politiek handelen is nodig. Er moet een vernieuwend verhaal komen. Dat is een zaak van grote urgentie.
Zo kun je nog wel een tijdje door blijven gaan. Veel inhoudelijks levert dat niet op. De meeste van die beweringen zullen ook wel in de kring van D66, de VVD of de PvdA onderschreven worden. Ook daar vindt men vast dat je de mens ten volle tot zijn recht moet laten komen.
Bovendien is wellicht het onthullendst wat men niet noemt. God en Zijn gebod zijn kennelijk niet meer aan de orde. Naar de Bijbel als basis voor het menselijk handelen, ook in de politiek, wordt niet verwezen. Tussen de waarden en normen die ons in de huidige samenleving worden aangereikt en die van het christendom ziet men kennelijk geen verschil.
In de bijdrage van Bart Jan Spruyt op deze website wordt het CDA ertoe opgeroepen zich op te werpen als hoedster van onze culturele waarden, zoals die in de Grondwet zijn verwoord. Die Grondwet is immers in een christelijke context ontstaan.
Op die manier wordt in ieder geval nog een zekere relatie gelegd met het christendom. Maar ook Wilders beroept zich op de joods-christelijke waarden. En voor de Grondwet van 1983 geldt, net als voor die van 1848, dat die meer door de verlichting is gestempeld dan door het christendom. Althans door het Bijbelse christendom. Thorbecke is in orthodox-christelijke kring nooit als een geestverwant gezien en het antidiscriminatieartikel waarmee de Grondwet van 1983 (typerend genoeg) begint, hebben orthodoxe christenen niet voor niets als een uiterst gevaarlijke bepaling gezien. De kloof tussen de Bijbel en de in ons land dominerende joods-christelijk-humanistische cultuur is veel te groot om die cultuur enthousiast als Leitkultur te gaan promoten. Uiteraard kan het erger, maar voor het verdedigen van die cultuur heb je geen christelijke partij nodig.