Opinie

Andrew Murray heeft on-Bijbelse standpunten

Het bestuderen van geschriften van Andrew Murray wordt door sommigen sterk aangeraden. Er zijn echter wel enkele kanttekeningen te plaatsen bij deze Zuid-Afrikaanse opwekkingsprediker, meent dr. P. de Vries.

2 September 2011 20:41Gewijzigd op 14 November 2020 16:27

Zowel dr. C. P. Polderman in een interview in RD 3-8 als ing. C. M. Uijl in een opiniebijdrage in RD 18-8 beveelt de bestudering van de geschriften van Andrew Murray aan als antwoord op de achteruitgang van het christelijk geloof. Kritiek op Murray wordt niet gemakkelijk als Uijl de opmerking maakt: „Heeft men wel het niveau van het geestelijke leven van Murray om een echte gesprekspartner van hem te zijn?” Toch wil ik een aantal kanttekeningen plaatsen. Niet omdat ik zo onder de indruk ben van mijn eigen geestelijk leven, maar omdat het Woord van God onze toetssteen moet zijn.

Een nabije omgang met God is een groot goed, maar nog geen garantie voor juiste inzichten. Murray mag dan geen „dogmatische pluizer” zijn, om een uitdrukking van Uijl te gebruiken, hij had wel heel omlijnde dogmatische inzichten. Mijn grote bezwaar tegen Murray is dat die als een raster over Schriftgegevens worden gelegd, met name over gegevens uit de brieven van Paulus. Mijn zorg is dat menigeen die Murray leest dat niet door heeft, juist omdat Murray sterk de pretentie heeft alleen de Schrift te willen naspreken.

Bij Murray speelt het begrip ”volkomen overgave” een grote rol. De Bijbel zelf kent deze uitdrukking niet, maar als je haar gebruikt, zou je moeten denken aan de wedergeboorte. Daarvoor hinkt een mens immers op zijn best op twee gedachten. Paulus wijst ons erop dat wie in Christus is (en dat geldt toch elke ware christen) een nieuw schepsel is.

In Romeinen 6 schrijft hij dat de doop als teken en zegel van inplanting in Christus en in Zijn kerk ons betuigt dat wij met Christus in Zijn dood zijn begraven om in een nieuw leven te wandelen. Wanneer iemand dat niet doet, moet aan de realiteit van zijn wedergeboorte worden getwijfeld en valt te vrezen dat hij niet meer is dan een naamchristen.

Nu is het opvallende en merkwaardige bij Murray dat hij weliswaar heel sterk aandringt op een heilig leven, maar bij volledige overgave niet aan de wedergeboorte denkt. Het gaat daarbij voor hem om een tweede fase in het geestelijke leven. In kennelijke tegenspraak met Romeinen 6 en andere gegevens uit de brieven van Paulus (denk aan Kolossensen 3:1) meent hij dat er christenen zijn die wel weten van vergeving van zonden, maar niet van volledige overgave. Zij hebben nog niet de overwinning op al hun zonden behaald en vertrouwen niet in alle omstandigheden op Christus. Dat gebeurt pas als er sprake is van volledige overgave.

Ongetwijfeld vertoont de ene christen meer het beeld van Christus dan de ander. De Schrift biedt echter geen grond voor de gedachte dat wij in dit leven de zonden volkomen kunnen overwinnen. De achtergrond van de klacht van Paulus in Romeinen 7 is niet dat hij nog niet met bepaalde zonden heeft gebroken, maar dat ook begeerten waar wij niet aan toegeven en waartegen wij strijden zonden zijn, ja, dat wij ook in onze allerheiligste verrichtingen zondigen.

In Romeinen 8 noemt Paulus dat het zuchten onder het lichaam van deze dood, waarvan een christen verlost begeert te worden. Murray meent dat de klacht over de zonde bij een onvolmaakte fase van het christelijke geloof behoort. Bij volledige overgave mag er sprake zijn van een overwinningsleven waarbij men de klacht achter zich laat. Echter, Romeinen 8 verbindt de overwinning niet aan het feit dat wij door de kracht van de Geest van de verhoogde Christus onze concrete zonden hebben overwonnen, maar dat ondanks het feit dat de wet ons veroordeelt, die veroordeling geen rechtsgrond heeft omdat Christus voor ons en in onze plaats stierf.

Mijn grootste bezwaar tegen Murray is dat hij suggereert dat een christen zijn houvast behoort te vinden in wat Christus door Zijn Geest in ons tot stand brengt. Echter, nooit behoren wij uit te komen boven de taal van Paulus: „Hetgeen ik nu in het vlees leef, dat leef ik door het geloof des Zoons van God, Die mij liefgehad heeft, en Zichzelven voor mij overgegeven heeft” (Gal. 2:21). Niet dat ik mij heb overgeven aan Christus is en blijft mijn laatste houvast, maar dat Christus Zich overgaf voor mij. Dat maakt ootmoedig en blijmoedig tegelijk. Ik hoop dat jongeren en ouderen hierbij mogen leven.

De auteur is predikant van de hersteld hervormde gemeente Boven-Hardinxveld en docent Bijbelse theologie aan het Hersteld Hervormd Seminarie.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer