Zondagsschool Ophemert blijft zaaien
OPHEMERT – Kinderharten klaar maken voor bezaaiing. Dat was in 1861 reden voor baron Aeneas Mackay, bewoner van Kasteel Ophemert, om in zijn heerlijkheid een zondagsschool op te richten. Op de kop af anderhalve eeuw later staat de huidige leiding vierkant achter de doelstelling van de baron. „Zaaien, daar gaat het om. Kinderen een basis voor hun leven geven.”
De baron –tiende Lord Reay, telg van Schotse adel– was een belangrijk staatsman. Hij was lid van de Tweede Kamer en werd in 1862 vicepresident van de Raad van State. Mackay werd gevormd door de gedachten van Da Costa en Groen van Prinsterer, voelde zich thuis bij het Reveil en groeide uit tot een vertrouweling van koning Willem III.
Vanwege zijn werk verbleef de baron vaak in Den Haag, maar hij probeerde zo veel mogelijk tijd op zijn Kasteel Ophemert bij Tiel door te brengen. Hij voelde zich verantwoordelijk voor de gang van zaken in Ophemert en het aanpalende Zennewijnen. Als hij langere tijd afwezig was, liet hij zich door burgemeester, dominee en schoolmeester op de hoogte houden van het wel en wee in zijn dorpen. De baron liet het niet bij woorden alleen. Hij zorgde voor een nieuw gebouw voor de naaischool, richtte een breischool op en was stichter van de Vereniging voor In- en Uitwendige Zending, de Christelijke Jongelingsvereniging en de Christelijke Knapenvereniging.
Daarnaast was hij actief op het gebied van de armenzorg. Hij toonde daarbij een opmerkelijke fijngevoeligheid. Als Mackay en zijn vrouw op armenbezoek gingen, deden ze dat in een wagentje met twee ezels ervoor, in plaats van hun rijtuig met paarden te gebruiken. Ten slotte richtte Aeneas Mackay de plaatselijke zondagsschool op. „Hij wilde de Bijbelkennis bevorderen”, vertellen Karin Timmer en Ineke Verburg. De leidsters hebben zich in de geschiedenis van de zondagsschool van Ophemert en Zennewijnen verdiept. „Want hoe zou een mens tot besef van zijn zondige staat kunnen komen zonder het Woord te kennen?”
Het kerkbezoek onder de 1150 Hemersen en Zendensen was destijds niet overweldigend. Velen konden niet lezen en de kinderen gingen, als het druk werd op de boerderij, niet naar school. Onderwijs in de Schrift was dus broodnodig, vond de baron, die zich bekommerde om het zielenheil van zijn volk. „De landman ploegt het land, maakt de grond los, zuivert haar van onkruid. Dat is het beeld van de Zondagsschool. Zo kan het zaad van het Woord in kerkdienst en catechisatie beter opkomen”, hield Mackay de kinderen voor.
Er is niets nieuws onder de zon: anno 2011 proberen Timmers en Verburg, samen met Helma Scheurwater, Erika van de Water en Stijnis de Kruif, al zestig jaar leider, het zaad van het Evangelie te zaaien. „We proberen hun iets mee te geven waar ze hun leven lang op kunnen terugvallen.”
En dat is broodnodig. Ook in Ophemert en Zennewijnen, waar geen christelijke school meer is. De zondagsschool is verbonden met de plaatselijke hervormde kerk (PKN). De leidinggevenden geven elke zondagmorgen Bijbelonderwijs aan ruim dertig kinderen. Er wordt gebeden, gezongen, geknutseld en verteld, volgens het rooster van de Nederlandse Zondagsschool Vereniging.
Tijdens kerst- en paasvieringen wordt de zondagsschool ook bezocht door kinderen en ouders die geen kerkelijke achtergrond hebben. „En als we door het dorp gaan voor onze kerstcollecte ligt ook bij niet-kerkmensen de envelop klaar.”
Zondag is er een dankdienst in de kerk. Op 8 september 1861 werd er verteld over het dochtertje van Jaïrus. Voor zondag is een andere keuze gemaakt. Met historisch besef: de preek gaat over de Zaaier.