Goed onderwijs niet alleen gericht op economisch gewin
De scholen zijn weer begonnen. Volgende week zal op de universiteiten het academisch jaar worden geopend. Waarom gaan kinderen eigenlijk naar school? Waarom volgen jongeren tot hun 20e of zelfs 25e levensjaar onderwijs? Het meest voor de hand liggende antwoord is dat zij –na afronding van hun schoolloopbaan– in de samenleving van morgen zelfstandig hun weg weten te vinden en in hun levensonderhoud kunnen voorzien. Een weinig idealistische reactie, maar wel zo praktisch. De lage werkloosheid in Nederland laat zien dat ons onderwijssysteem dit praktische doel realiseert.
De laatste tijd zijn er regelmatig zorgelijke geluiden te horen als het gaat over de prestaties van ons onderwijsstelsel. Want dan hoort Nederland bij de middenmoters van Europa. En dat past weer niet bij de ambitie die ons land heeft om als ”kennisland” in de top 5 van de wereld mee te draaien. Als je de vele kritische hoogleraren moet geloven, is dit Nederlandse streven bij voorbaat tot mislukken gedoemd. Waarom? Het kabinet-Rutte investeert veel te weinig in onderwijs, onderzoek en innovatie. Volgens onderzoek van de OESO, de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling, investeren de westerse landen gemiddeld 6,2 procent van het bruto nationaal product in onderwijs. Nederland blijft daar met 5,5 procent fors onder.
De regering verdedigt zich door te stellen dat geld niet de enige factor is die de kwaliteit en prestaties van het onderwijsstelsel bepaalt. Inderdaad. Er gaat niet alleen te weinig geld naar onderwijs, de marktgerichte oriëntatie (meetbare resultaten, competenties aanleren, sneller afstuderen) verschraalt bovendien de scholing en vorming van leerlingen. Waarom zouden ze vooral die vaardigheden moeten aanleren die het bedrijfsleven nodig heeft om winstgevend te kunnen zijn? Dan staat onderwijs te veel in dienst van de economie. Onderwijs moet en mag je niet alleen maar in economische termen waarderen, anders raken hogere doelen dan het verdienen van de (goed belegde) boterham achter de horizon.
Succesvol onderwijs –in termen van economisch gewin– valt niet samen met goed onderwijs. Vanuit een reformatorische mensvisie behoort er daarom een stevig protest te klinken tegen de eenzijdige gerichtheid op onderwijsvakken en studierichtingen die onze economische concurrentiepositie versterken. Behalve het goed leren lezen, schrijven en rekenen, is een gedegen algemene vorming ook van groot belang voor zowel de leerlingen als de samenleving. Kinderen moeten de kans krijgen om deel uit te maken van een luisterrijke traditie die hun leven verdiept en hen helpt bij het verstaan van de mensen en dingen om hen heen. Dat is bepaald geen overbodige luxe, veeleer essentieel om volwaardig mens te kunnen zijn.
Als het gaat om de waardering van tradities ploeg je in Nederland al snel op een rotsachtige bodem. Tradities –ook al bestaan ze eeuwenlang– worden niet als een meerwaarde ervaren. In het onderwijs kom je dit ook tegen, wanneer studenten bij het schrijven van hun werkstukken of scripties het advies krijgen geen publicaties te gebruiken die ouder zijn dan tien jaar. Een stuitend arrogant advies, als je bedenkt hoeveel wij vandaag de dag danken aan de inspanningen die generaties voor ons zich getroost hebben.
Uiteraard gaat het niet om de traditie zelf, maar om het levend houden ervan, om het telkens aan herbronning doen. Verstarring en vermolming zijn de dood in de pot. Het conserveren van het goede pand is onvoldoende, want onze christelijke overtuiging en identiteit worden pas zichtbaar door het handen en voeten geven aan wezenlijke waarden in het alledaagse leven. Want ook bij reformatorische scholieren, leerlingen en studenten komt het erop aan dat zij leren te onderscheiden wat wezenlijk is. Alleen dan zullen zij, met Gods hulp, later in hun leven in geheel andere, nieuwe situaties ook het goede kunnen doen. Goed onderwijs vraagt daarom ook om aandacht, waardering en gebed voor juffen en meesters, leraren en docenten.
De auteur is directeur van de Guido de Brès Stichting, het Wetenschappelijk Instituut voor de SGP. Reageren aan scribent? gedachtegoed@refdag.nl