Onbekeerlijk
Als we de meeste kerkmensen bezien, hoevelen zullen er dan niet gevonden worden wier hart niet aan deze goede aarde gelijk zijn? Zij hebben het goede Woord van het Evangelie niet tot hun zaligheid ontvangen.Vraagt u mij wie dat zijn? Drie soorten toehoorders, die gelijk zijn aan het zaad dat bij de weg valt, dat op steenachtige plaatsen valt, en dat tussen de doornen en distelen terechtkomt. Het zijn mensen die zichzelf nooit onderzocht hebben en daartoe ook geen lust hebben. Zij achten bekering onnodig, of zij menen dat zij reeds bekeerd zijn en zeggen met die van Laodicea: „Ik ben rijk en heb aan geen ding gebrek.”
De diepste grond daarvan is dat ze de ware bekering haten en er een dodelijke afkeer van hebben. Zij menen dat het werk van de bekering in hun hand is.
Zolang zij zo blijven, zijn zij onbekwaam om met enige zaligmakende vrucht tot ware bekering het Woord te ontvangen. Zulken zijn niet alleen onbekeerd, maar zij hebben ook een onbekeerlijk hart.
O, geliefden, vraag of de Heere u die gevaarlijke toestand laat zien, dat u niet alleen onbekeerd bent, maar dat u er zo ver vanaf bent. Vraag met de mensen uit Handelingen 2:37: „Mannenbroeders, wat moeten wij doen om zalig te worden?”
Dat zij in het verborgene hun hart als voor de voeten van God mogen neerleggen en Hem zullen smeken dat Hij in genade op hen wil neerzien en hen een nieuw hart wil schenken.
Gerardus van Aalst, predikant te Westzaandam (De parabel van de zaaier, 1748)