Commentaar: Terugblik op Bernhard: laveren tussen kritiek en respect
“Over de doden niets dan goeds”, is een bekende uitdrukking. Christelijk is hij niet, althans niet wanneer hij normatief wordt gehanteerd. In de Bijbel staat nergens dat we over de doden alleen maar goede dingen mogen zeggen. Wel is het een belangrijk christelijk uitgangspunt dat we over doden én levenden steeds met respect proberen te spreken en hun ”goed gerucht”, waar we kunnen en mogen, bevorderen.
Prins Bernhard heeft het ons wat dit betreft niet gemakkelijk gemaakt. Zeker, de echtgenoot van wijlen koningin Juliana is voor Nederland van betekenis geweest. In en na de Tweede Wereldoorlog was hij, net als koningin Wilhelmina, een geliefd symbool van het verzet tegen de nazi-tirannie. En in de jaren daarna heeft hij op zijn buitenlandse reizen op verschillende momenten het handelsbelang van Nederland gediend.
Tegelijkertijd gebiedt de eerlijkheid te zeggen dat op zijn leven nogal eens wat viel aan te merken. Zo ging hij in de Lockheedaffaire pijnlijk de fout in en heeft hij, om het met een flink understatement te zeggen, de monogamie bepaald niet gecultiveerd.
Op dit laatste punt is de laatste jaren steeds meer naar buiten gekomen. Dat heeft alles te maken met de sterk veranderde cultuur in Nederland en West-Europa. Was het in de jaren vijftig nog zo dat misstappen van hooggeplaatsten zoveel mogelijk onder de mantel der liefde werden bedekt en gold, waar het prins Bernhard betreft, onder vrienden en oud-verzetsmensen sterk de stelregel: deze man verdient zoveel respect dat we eventuele levensgeheimen van hem nooit naar buiten zullen brengen, tegenwoordig is dat soort schroom geheel weggevallen.
Vandaar dat we –ook door zijn persoonlijke bekentenissen aan het eind van zijn leven– al jaren weten dat de prins twee buitenechtelijke dochters had, en zijn we er sinds deze week tevens van op de hoogte dat de in Engeland woonachtige, 65-jarige Mildred Zijlstra „voor 99 procent zeker” eveneens een buitenechtelijk kind van Bernhard von Lippe-Biesterfeld is.
Schokkend. Nee, het naar voren brengen van allerlei verontschuldigende omstandigheden, de roerigheid en woeligheid van de oorlogs- en bevrijdingsjaren of de langdurige afwezigheid van prinses Juliana, geven hier geen pas. Prins Bernhard heeft door zijn seksuele escapades zijn wettige echtgenote veel verdriet gedaan en het degenen die van zijn levenswijze op de hoogte waren moeilijk gemaakt om „allen die over ons gesteld zijn alle eer te bewijzen, aangezien het Gode belieft ons door hun hand te regeren” (Heidelbergse Catechismus).
Toch blijft dat laatste wel onze plicht. Want als het erop aankomt, mag ons respect voor overheidspersonen niet of maar beperkt afhankelijk zijn van hun gedrag, maar moet die primair gebaseerd zijn op het ambt dat zij in deze wereld nu eenmaal hebben ontvangen.
Wat niet wegneemt dat het voor de huidige en komende generatie Oranjes aanbeveling verdient zich meer te bewegen in het spoor van het onkreukbare en onberispelijke gedrag van mensen als koningin Beatrix en wijlen haar echtgenoot, dan op de vaak te bekritiseren levenswandel van hun grootvader.