Amerikanen meten meltdowns Fukushima via de lucht
Het bewijs dat de reactorkernen van de centrale in het Japanse Fukushima zijn gesmolten, wordt steeds sluitender. Mark Thiemens en zijn collega’s van de universiteit van Californië hebben sporen van radioactief zwavel-35 in de lucht boven Californië aangetroffen. Ze publiceerden hun bevindingen vorige week op de website van het tijdschrift PNAS.
Doordat de Japanners zeewater gebruikten om de oververhitte reactoren te koelen, zijn chloorkernen uit zeezout in aanraking gekomen met neutronen die uit de reactoren lekten. De chloorkernen absorbeerden de neutronen en stootten direct daarna een proton uit. Door het verlies van een proton veranderde choor-35 in zwavel-35.
Het zwavel oxideerde tot zwaveldioxidegas (SO2) of tot in water opgeloste sulfaationen (SO42-), die zich met vochtdeeltjes door de lucht hebben verspreid.
Bij een overwegende westenwind waaide het overgrote deel naar Californië. Daar werden op 28 maart, twee weken na de tsunami, flinke pieken gemeten in de concentraties 35-SO2 en 35-SO42-.
Volgens Thiemens’ berekeningen moeten er in Fukushima 400 miljard neutronen per vierkante meter van de reactor in contact zijn gekomen met zeewater om aan deze concentraties te kunnen komen. Dat is alleen mogelijk bij een meltdown.