Binnenland

Oud-rechercheur schrijft boek als eerbetoon aan gedode dienders

Agent Gruel overlijdt in september 1931, tien dagen nadat een 17-jarige jongen hem met een mes in de onderbuik heeft gestoken. Gruel had vijf jongens, van wie er een stomdronken was, aangesproken op hun gedrag. De Arnhemse diender laat een vrouw en vier kinderen achter.

20 August 2011 08:57Gewijzigd op 14 November 2020 16:15
Foto ANP
Foto ANP

Gruel is een van de in totaal zestig agenten die sinds 1875 het leven lieten door geweld. De Rotterdamse oud-politie­commissaris J. A. Blaauw (83) zette alle door geweld omgekomen politiemensen in die periode op een rij in het boek ”Moord op een diender”, dat deze week verscheen.

„In de Tweede Wereldoorlog zijn er 123 agenten omgekomen door het naziregime, maar hen heb ik bewust buiten dit overzicht gehouden. Het zou vanuit historisch oogpunt best de moeite waard zijn die sterfgevallen nog eens apart te onderzoeken”, zegt Blaauw in de zolderkamer van zijn woning in Berkel en Rodenrijs.

Allerlei attributen aan de wanden van zijn werkkamer verraden dat het politievak de voormalige diender nog altijd in zijn greep heeft. Onderscheidingen, foto’s en herinnerings­bordjes; ze hangen er allemaal. Een houten bord met het insigne van de FBI valt op. Blaauw was in 1971 de eerste Nederlandse politieman die een opleiding volgde bij de Amerikaanse federale recherche.

Kasten langs de wand puilen uit met dossiers van moord­zaken in binnen- en buitenland. Op een plank naast de deur staat de rij pennenvruchten van de hand van de oud-rechercheur. Met daartussen zijn boek over de Puttense moordzaak. Jarenlang zaten Herman Dubois en Wilco Viets onterecht vast voor de moord op de stewardess Christel Ambrosius in 1994. Blaauw droeg met zijn publicatie over de geruchtmakende moordzaak bij aan de uit­eindelijke vrijspraak van de twee Puttenaren.

Terug naar Blaauws nieuwste pennenvrucht. De onthulling van een monument in Warnsveld voor de sinds 1946 tijdens hun werk omgekomen agenten bracht hem op het idee om te inventariseren hoeveel dienders er door geweld stierven. „Ik heb bewust ook de periode van voor de oorlog erbij willen nemen. Na 1946 werden in totaal 24 agenten gedood door geweld, in de periode 1875 tot 1939 ging het om 36 dienders.”

Opvallend is volgens de oud-commissaris dat geweld tegen agenten in de vooroorlogse periode vaak heftiger en gruwelijker was dan na 1945. „Vijf deels stomdronken jongeren in 1931, van wie er een de Arnhemse agent Gruel doodstak. Of het drama in het Groningse Grootegast, waar IJje Wijkstra in januari 1929 vier veldwachters doodschoot. En neem de moordpartij in oktober 1878 in het Overijsselse Vollen­hove. Stropers brachten een rijks- en een gemeenteveldwachter op gruwelijke wijze om het leven” (zie kaders).

Blaauw ontdekte dat er in de misdaad niets nieuws onder de zon is. „Mijn vader, ook politieman, zei in 1950 toen ik op 21-jarige leeftijd agent werd: „Jongen, kijk uit, want er kan zomaar een of andere gek voor je staan.” Al is de tijd natuurlijk wel sterk veranderd. Ik her­inner me nog dat ik in 1966 stage liep in Chicago en dat we een drugspand binnen­vielen van waaruit cocaïne werd verhandeld. Voor de collega’s in Nederland hield ik er later een lezing over, en we waren er allemaal van overtuigd: drugs passen bij Amerika, maar dat zullen we in ons land nooit meemaken. Wat kan een mens zich ver­gissen.”

Voor zijn jongste boek reisde Blaauw voor onderzoek kriskras door het land, van Maastricht tot Leeuwarden. „Ik heb archieven uitgeplozen en bovendien dankbaar gebruikgemaakt van internet. Soms kwam ik ook leuke dingen tegen, zoals een politierapport waarin in de kantlijn met potlood stond gekrabbeld: „Niet aan de pers geven.””

De oud-diender vindt het lastig om aan te geven welke zaak hem erg is bijgeleven. „Het ging natuurlijk in alle gevallen om volwassen mensen die omkwamen tijdens hun werk. De incidenten vind ik stuk voor stuk zeer ingrijpend. Vrouwen en kinderen moesten verder zonder hun vader. In de jaren voor de oorlog waren er veel grote gezinnen. Toen mijn vader rijksveldwachter was in Drenthe bestond ons gezin uit twaalf leden. De vrouw van een omgekomen diender moest maar zien hoe ze aan geld kwam. Ze moest het in haar eentje zien te rooien. Vader en man weg, en geen geld. Dramatisch.”

Tegenwoordig wordt geweld niet alleen gebruikt tegen politiemensen, maar ook tegen andere hulpverleners zoals ambulancepersoneel of brandweerlieden. Blaauw verbaast zich daarover. „In mijn veertig dienstjaren bij de politie heb ik dat nog werkelijk nooit meegemaakt. Ik ben daarom warm voorstander van strengere straffen voor figuren die hulp­verleners te lijf gaan. Iemand die agenten, brandweermensen of ambulancepersoneel belaagt, moet niet na het uitzitten van twee derde van zijn straf weer vrijkomen, maar die volledig uitzitten. Keiharde aanpak van dit soort uitwassen is de enige mogelijkheid om het geweld te stoppen.”

Als hem de vraag wordt gesteld of hij het politiewerk mist, verschijnt er een grote glimlach op Blaauws gezicht. „Mijn speurwerk bij de politie is weliswaar gestopt, maar voor het schrijven van boeken en reconstructies moet ik nog steeds onderzoek doen. Ik besteed daar dagelijks veel tijd aan en ik heb ook al plannen voor een nieuw boek, waarvan ik het onder­werp nog even voor mezelf houd. Verder houd ik mijn geest en lichaam in evenwicht door vaak lange afstanden te fietsen of te wandelen. Laatst heb ik de Nijmeegse Vierdaagse voor de zeventiende keer ge­lopen.”

Hoewel Blaauw geen actief rechercheur meer is, heeft het politiewerk hem wel voor zijn leven gevormd, zegt hij. „Ik heb tegenover moordenaars gezeten, zelfs kindermoordenaars. Maar ook op de recherche­school heb ik de studenten altijd voorgehouden: Jongens, laat bij een verhoor van een arrestant nooit je minachting blijken. Houd je gevoelens voor je, hoe moeilijk dat ook kan zijn. Het gaat mij altijd om objectieve feiten, feiten en nog eens feiten. Als een rechercheur zich laat verleiden door de emoties en reacties van een bepaald moment, gaat hij al in een bepaalde richting denken. Dat leidt tot tunnelvisies. We hebben in de Puttense moordzaak gezien waartoe dat kan leiden.”

Mede n.a.v. ”Moord op een diender”, door J. A. Blaauw; uitg. De Fontein, Utrecht, 2011; ISBN 9789026129124; 336 blz.; € 16,95.


(…) „Allereerst vond men in De Voorst enkele bloedplasjes op de grond, en vervolgens sporen die erop duidden dat er met iets was gesleept. Wat dat was, werd al spoedig duidelijk. In een grote, deels met water gevulde kuil enkele meters verderop lagen namelijk, overdekt met riet en sparren, de lichamen van de beide veldwachters. Rijksveldwachter Bastings had een schotwond in het hoofd. Van veldwachter De Liefde bleek de hals nagenoeg geheel te zijn doorgesneden.” (…)


(…)„Op datzelfde moment vuurde Wijkstra met een Browning-pistool zeven kogels af op de beide veldwachters. Van der Molen kreeg een schot in het hoofd en viel dodelijk gewond neer. Hoving raakte door de schoten zwaargewond, maar zag toch kans weg te rennen en dekking te zoeken achter een paar bomen. De twee andere veldwachters, Werkman en Meijer, vluchtten eveneens naar een geschikte dekking. Wijkstra liet het daar niet bij. Nadat hij de schoten bij de voordeur had afgevuurd, kwam hij via de achterdeur naar buiten, met een Duitse karabijn in de aanslag. De eerste die hij zag was de gewonde veldwachter Hoving, die in dekking stond achter een boom. Zonder aarzelen schoot Wijkstra hem dood. Vervolgens richtte hij zijn karabijn op zowel Werkman als Meijer, die inmiddels zo’n 20 meter het veld in waren gelopen. Beide veldwachters werden door een kogel in de rug geraakt. Werkman stortte dood neer. Meijer kwam ten val, maar leefde nog (…) Wijkstra laadde zijn inmiddels leeggeschoten karabijn opnieuw en gaf de gewonde Meijer een laatste, dodelijk schot. Het hele drama had niet veel meer dan een kwartier in beslag genomen.” (…)


Zie ook: Gedood in diensttijd

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer