Tentoonstelling in Jever over kerken in Oost-Friesland
JEVER – Heiligenbeelden, miskelken, reliekhouders: het zijn voorwerpen die tijdens de Reformatie uit veel kerken in Oost-Friesland (Duitsland) verdwenen. Maar soms kregen ze een nieuwe functie. In het sacramentshuisje kon best het avondmaalsstel worden bewaard, of een paar handige timmerlui maakten er een offerblok van.
Het is even zoeken naar de juiste tentoonstelling in het slotmuseum in Jever, een stadje in Oost-Friesland, net over de grens met Groningen. Er loopt een expositie over twintigste-eeuwse tafelcultuur, en een over dansclubs en discotheken in het Weser-Emsgebied in de jaren zestig, zeventig en tachtig van de vorige eeuw. Het middeleeuwse kerkinterieur in Oost-Friesland staat centraal in de zalen links bovenaan de wenteltrap.
In de middeleeuwen verschilden het Noord-Nederlandse en Noord-Duitse kustgebied maar weinig van elkaar. Dat veranderde tijdens de Reformatie in de zestiende eeuw. Zo kwamen de hervormingen in het Jeverland maar langzaam op gang, terwijl die in Groningen veel radicaler waren.
Dat had grote gevolgen voor de omgang met het middeleeuwse, rooms-katholieke kerkinterieur. Op de tentoonstelling is een Christusfiguur uit Zuidbroek (Groningen) te zien, zonder hoofd. Het beeld is tijdens de Reformatie zwaar beschadigd. Een aantal heiligenbeelden uit het Oost-Friese Funnix overleefde de Beeldenstorm. Zij trotseerden de eeuwen op een zolder.
Tijdens de Reformatie werden veel miskelken, altaarstukken en sacramentshuisjes vernietigd, maar soms kregen ze een nieuwe functie. Veel lutherse kerken bleven de miskelk gewoon gebruiken als beker voor het heilig avondmaal. Ook lieten zij soms de altaarstukken staan: de afbeeldingen van het lijden van Jezus Christus waren zichtbaar onderwijs over de rijke betekenis van het avondmaal.
Calvinisten in Oost-Friesland gingen meestal veel radicaler te werk dan de lutheranen. In een vitrine staat een zilveren beker uit 1584, in bezit van de gereformeerde kerk in Uttum. „Deze beker voor het avondmaal is gemaakt van een pauselijke kelk van 100 jaar oud”, staat erin gegraveerd.
In de dertiende-eeuwse kerk van St.-Florian in Sillenstede –een paar kilometer van Jever– is het middeleeuwse kerkinterieur nog grotendeels intact. De acht heiligenbeelden, waaronder die van Paulus en Petrus, staan er al minstens 600 jaar. Hun namen staan ook geschreven op de oudste klok van de kerk, uit 1440. En hoeveel kinderen zouden er al gedoopt zijn in de stenen doopvont uit 1250, met daarop zes scènes uit het leven van Christus?
Boven de apsis is een tekst aangebracht, uit 1 Korinthe 3:11: „Want niemand kan een ander fundament leggen, dan hetgeen gelegd is, hetwelk is Jezus Christus.”
Toen Sillenstede in de jaren twintig van de zestiende eeuw overging naar het kamp van de Reformatie, bleven de kerkgangers gewoon komen. Aan het interieur werd af en toe een nieuw element toegevoegd: portretten van eerbiedwaardige predikanten, en in de zeventiende eeuw een kansel, met daarop de vier evangelisten. In de achttiende eeuw kreeg Sillenstede een kerkenstoel, een soort kamertje van waaruit de vertegenwoordiger van het vorstenhuis van Anhalt-Zerbst achter glas de dienst kon volgen. Uit dezelfde tijd stamt het Bernerorgel, dat in de loop van de tijd werd uitgebreid van 15 tot 21 registers en dat in totaal zo’n 1200 pijpen telt.
Eeuwenlang kwamen mannen en vrouwen gescheiden de kerk binnen. Mannen gebruikten de ingang aan de zuidkant, vrouwen die aan de noordkant. Die tijd is voorbij. De vrouweningang is dichtgemetseld en iedereen komt nu gewoon via de voordeur naar binnen. Daar klinkt dan het Woord, net als in 1233, maar toch een beetje anders.
Dit is het zesde en laatste deel van een serie over kerken in Oost-Friesland (Duitsland). Aanleiding is de verschijning van het boek ”Kirchen in Ostfriesland und ihre mittelalterliche Ausstattung” van Justin Kroesen en Regnerus Steensma (Instituut voor Christelijk Cultureel Erfgoed, Rijksuniversiteit Groningen).