Opinie

Kerk riep oordeel over zich af met ruime dooppraktijk

De marginalisering van kerk in Europa is een oordeel van God, meent ds. W. Dekker. Ootmoed, een strikte dooppraktijk en trouw en toewijding vormen de gepaste reactie van de christelijke gemeente.

17 August 2011 09:37Gewijzigd op 14 November 2020 16:12
Foto RD, Sjaak Verboom
Foto RD, Sjaak Verboom

Op mijn publicatie ”Marginaal en missionair. Kleine theologie voor een krimpende kerk”, is zeer veel reactie losgekomen. Velen zijn gevallen over mijn duiding van de crisis van de kerk in Europa als een oordeel van God. Deze reacties hebben bij mij veel verwondering opgeroepen. Hoe kan het dat wij allen dezelfde Bijbel lezen, die in nagenoeg elk boek over oordelen van God spreekt, en dat wij dan toch zo aarzelen de gebeurtenissen vandaag ook onder dat aspect te bezien? Ik bedoel niet alle gebeurtenissen van de hele wereld. Daarvoor is onze blik veel te beperkt. Wanneer het echter gaat over Gods volk, over de kerk, over de concrete gestalte die het christelijk geloof in Europa heeft aangenomen, lijkt het mij zo voor de hand liggend over de oordelen van God te spreken dat ik eigenlijk niet kan begrijpen wanneer iemand dat niet doet.

Telkens blijkt in het Oude Testament dat God Zijn eigen volk Israël dingen kwalijk neemt, die Hij andere volken niet kwalijk neemt. Het gaat in het verbond van God met Israël om een liefdesrelatie, en die relatie wil onderhouden worden in toewijding, aanbidding, de rechte viering van de cultus en vervolgens het doen van gerechtigheid. Wanneer Jerobeam op zijn eigen manier de cultus vorm gaat geven, is dat onvergeeflijk, welke goede bedoelingen hij er ook mee mag hebben. Het gaat dus om de rechte dienst aan God in vol­ko­men liefde en toewijding en het gaat om het concrete doen van Zijn geboden.

Europa heeft het bijzondere voorrecht gehad dat het na het Midden-Oosten als eerste wereld­deel bereikt werd met het Evangelie. Wat heeft de kerk in ons werelddeel daar vervolgens mee gedaan? Ze heeft een pact gesloten met wereldlijke overheden, waardoor enerzijds in de kerstening van de volkeren de reikwijdte van het Evangelie van Jezus Christus aanzienlijk toenam, anderzijds echter de kerk zelf op allerlei wijze verwereldlijkte. Het sacrament van de heilige doop, dat niet minder betekent dan overgebracht worden in het Rijk van Christus, werd het symbool tot een christelijk volk te behoren. Het christelijk geloof werd met dwang opgelegd en met terreur gehandhaafd.

Auschwitz

God gaf nieuwe kansen in de tijd van de Reformatie, maar ook daarna hielden dwang en terreur niet op, maar brak de periode van de godsdienstoorlogen aan. Uit­eindelijk heeft pas de verlichting hier een einde aan gemaakt, maar dat betekende tegelijk dat de eenheid van geloven en leven werd verbroken. God werd langzamerhand als overbodige figuur voor nagenoeg alle terreinen van het leven met pensioen gestuurd. Hij lijkt nu alleen nog van belang voor hen die te zwak zijn om de dans rond het gouden kalf van de menselijke autonomie vol te houden.

Deze ontwikkeling is niet zozeer de schuld van de vijanden van het geloof, maar van de kerk zelf. De kerk is niet bij machte geweest is het ene geloof in de ene God met liefde te belijden en te effectueren in de praktijk van het leven. Tegelijkertijd kan het met een werelddeel dat God naar de privésector voor religieuze hobbyisten heeft verbannen, niet goed gaan. Het is intussen ook niet goed gegaan. De seculiere ideologieën, die opkwamen, toen het christendom terrein ging verliezen, hebben alleen maar meer onheil gebracht.

En waar stond de kerk toen 6 miljoen Joden in het christelijke Europa werden vermoord? Dat het Joodse volk er nog is na Auschwitz is niet zo vreemd. Ondanks al het woeden van de duivelse krachten blijft God Zijn volk trouw. Maar dat Europa nog bestaat na Auschwitz, dat is wel heel bijzonder. Eveneens is het bijzonder dat er nog een kerk in Europa bestaat na al dit falen, na al deze schuld.

Ootmoed

Stel dat we de marginalisering van de kerk in Europa moeten zien in het brede verband van Gods oordelen, wat moeten wij dan doen? Ik denk vooral aan een toon van ootmoed in al ons spreken en preken. Die mis ik nog steeds. Bidden, zwijgen, ootmoed, bescheidenheid, wachten op God, intussen in de dienende gestalte van Christus het goede doen onder de mensen. Dat is voor mij de gestalte van de kerk die begrepen heeft wat er allemaal gebeurd is en hoe begrijpelijk het is dat mensen het met de kerk niet meer zien zitten, terwijl ze toch naar onze diepste overtuiging Gods heil niet kunnen missen. Wie onder de oordelen van God nog net niet is vergaan, moet in ootmoed en stilheid wachten op God, totdat Hij ons, ons land en volk en werelddeel, weer genadig zal zijn.

Verder denk ik dat het er vandaag meer dan ooit om gaat dat we het in de kerk weer over God gaan hebben, de soevereine en verkiezende God, de God Die wij niet na kunnen rekenen en toch liefhebben, omdat Hij op beslissende wijze Zijn hart heeft laten zien in Jezus. Dat is echter heel iets anders dan dat Hij een lieve God zou zijn en dat daar een lief verhaal van ons als christenen bij hoort. Mijn ervaring is dat mensen geïnteresseerd zijn in het echte verhaal van het geloof, omdat het leven veel te hard en te moeilijk is om je met pepverhalen gerust te laten stellen. Nooit is het verhaal over Gods oordelen en soevereiniteit deprimerend. Zijn laatste woord is immers niet het oordeel. Zijn laatste woord is genade. Daarop hopen wij, ook wanneer de nacht zich spreidt, in ons persoonlijk leven, in onze kerk, in ons werelddeel.

Kinderdoop

Ik denk dat er in de kerkelijke praktijk ook het een en ander zal moeten veranderen. Bijzonder belangrijk is bijvoorbeeld dat de doop weer gaat functioneren zoals dit sacrament ooit bedoeld is. In de doop roept Christus ons uit het graf van een verloren mensen­bestaan vandaan en zet Hij ons op de weg van het eeuwige leven. Dat is een weg in gemeenschap met Hem, gehoorzaam aan Zijn stem. Dit besef van wat de doop betekent is zo ver weg gezakt, niet alleen bij de randbewoners van de kerk, maar ook in de gemeente zelf, dat ik soms denk dat we het beste ogenblikkelijk kunnen stoppen met de kinderdoop.

Toch durf ik daar niet voor te pleiten, omdat dit nieuwe en andere misverstanden in het leven zou roepen. Ik meen namelijk niet dat het dopen van kinderen in alle gevallen fout is. Het is juist bij­zonder rijk wanneer ouders zo veel vertrouwen hebben in God dat ze zich samen met hun kinderen aan Hem durven toevertrouwen en zich samen voegen onder het juk van Christus. Maar wanneer het gaat over het oordeel over de kerk in Europa kan ik me niet losmaken van de gedachte dat dit oordeel alles te maken heeft met een dooppraktijk die niet anders dan tot godslastering kon leiden. Tot op de dag van vandaag is dat het geval. De moordenaar die nu in Oslo terechtstaat, is een gedoopte christen. De kampbeulen die de Joden vergasten, waren ook voor het grootste deel gedoopte christenen. Dit had nooit zo mogen gebeuren. Wie zich laat dopen, leert levenslang de Thora van Jezus.

Wie de weg van Christus niet wil gaan en voor zijn kinderen ook te zwaar acht, moet van de doop afzien. Hij hoort (nog) niet bij de volgelingen van Jezus, maar bij de schare, de zoekers misschien. Jezus had de schare lief. Maar de schare is niet hetzelfde als de discipelkring. Op dit onderscheid komt het vandaag opnieuw aan. Concreet betekent dat een strengere dooppraktijk. Maar dat niet alleen. Het betekent ook de schare zoeken, met de schare in gesprek zijn, het Evangelie met de schare delen, je niet boven de schare verheffen.

Missionair

Sommigen, gelukkig niet velen, hebben mijn boek ten onrechte gelezen als een soort impliciete oproep het missionaire werk voorlopig maar op een laag pitje te zetten. De gestalte die het missionair zijn van het volk van God aanneemt, verschilt echter in de Bijbel. In de brief aan de Hebreeën bijvoorbeeld valt heel weinig accent op missionair zijn, omdat de context die van afval is. Alle accent valt op volharding en trouw, het gevaar van afval onder ogen te zien. Naar mijn diepe overtuiging hebben we dit laatste accent vandaag in onze context ook bijzonder hard nodig.

Laat de kerk vooral doorgaan met missionaire projecten en laat er ook in de toerusting van de gemeente hulp geboden worden om het gesprek te voeren met de agnostische of algemeen religieuze buurman of collega. Tegelijk moet de gemeente echter opnieuw de afzondering leren, het geheim van de godsvrucht beoefenen, leren wat trouw en toewijding is, want de erosie van binnenuit is momenteel meer dreigend dan ooit. Daarbij komt dat heel veel oprechte christenen door de veranderde cultuur zelf zo vol vragen zitten dat het goed is daar voor­lopig even de meeste aandacht aan te geven. Prediker 3 zegt dat er overal een bestemde tijd voor is. Het is niet altijd en overal de tijd om naar buiten te gaan, er is ook een tijd om zelf de weg opnieuw te zoeken en te vinden.

De auteur is hoofd vorming en educatie bij IZB (voor zending in Nederland). Van zijn boek ”Marginaal en missionair. Kleine theologie voor een krimpende kerk”, verschijnt binnenkort een derde druk.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer