Volzin
Wat staat er centraal in deze wereld: menselijke overwegingen en emotie of Gods gebod? In het debat over het koosjer slachten (de ”sjechita”) gaat het uiteindelijk om díé vraag, zegt rabbijn R. Evers in een interview met VolZin (tijdschrift voor zinvol leven).
Hoe staat het jodendom tegenover het welzijn van dieren?
Rabbijn Evers: „De Thora, die 3323 jaar oud is, is het eerste document in de menselijke geschiedenis dat uitgebreid aandacht besteedt aan het welzijn van dieren. Ik zie daarin een bewijs voor de goddelijkheid van dit boek.
Om een paar voorschriften te noemen: „Gij zult een os niet muilkorven bij het dorsen” (Deuteronomium 25:4), betekent dat je niet mag verhinderen dat een dier tijdens het werk eet. Elk zevende ”sabbatsjaar” moet je dieren vrijlaten om te eten van de producten op braakliggende velden (Exodus 23:11; Leviticus 25:2-7). Een ezel die onder zijn last dreigt te bezwijken, moet je ontlasten, „zelfs als die ezel eigendom is van een vijand” (Exodus 23:5). Ook de dieren rusten op sjabbat (Deuteronomium 5:14). Joodse geleerden noemen het onnodig doden van dieren moord. De plezierjacht, stieren- en hanengevechten wijzen wij af. Interessant is ook dat grote leiders van Israël zoals Mozes en koning David herders van schapen waren eer ze hoeders van mensen werden.
Wij hoeven niet slimmer te zijn dan het Opperwezen. God weet als Hij regels geeft, ook over de slacht, precies wat wel en niet goed is.” (…)
Het jodendom kent een lange geschiedenis van uitleg en interpretatie van de Bijbel. Dat zou bij de sjechita toch ook kunnen?
„In de Talmoed wordt de sjechita tot in de kleinste details uitgewerkt. Zo’n tweeduizend jaar geleden is dat opgeschreven.”
En daarmee is de interpretatie afgesloten?
„Inderdaad, wij gaan niet verder dan de Talmoed. Wij blijven bij de oude dingen.”
Zo’n opvatting noemen we fundamentalisme.
„Nee, ik ben geen fundamentalist. Gewoon de goede dingen uit de eeuwenoude traditie behouden. Ik denk dat onze uitleg goed was en nog steeds goed is.”
Vanwaar in het jodendom die concentratie op regels?
„Een typisch joods begrip is de ”vreugde der wet”. Wij zijn blij dat God ons regels heeft gegeven. De geboden zijn van goddelijke oorsprong. Er is dus geen enkele reden voor ons om te twijfelen aan de juistheid noch aan de diepgang of wijsheid ervan. Als God iets geeft, is dat goed gegeven. Het Hebreeuwse woord voor regel is ”mitswa”. Dat woord betekent ”verbondenheid”. Wanneer de koningin u een opdracht geeft, heeft u een band met haar. Geeft ze u een opdracht die voor haar belangrijk is, dan bent u een belangrijk mens in haar ogen. Zo is het ook met de opdrachten die onze Goddelijke Koning aan ons geeft. Als Hij ons opdrachten geeft, schept dat een band. Die band zoeken wij. Dat is de essentie van het joodse religieuze leven. There is
no other way dan de weg van Gods geboden.”
Voor de meeste spirituele mensen zijn innerlijke beleving, emotie en persoonlijke authenticiteit belangrijker dan regels.
„Klopt! Dit is de eeuwige strijd tussen het jodendom en het griekendom, tussen ”Jeruzalem” en ”Athene”. Het griekendom stelt: de mens schept zich een god. Het jodendom: God schept de mens.
De goddelijke structuur zoals het jodendom die ziet, staat eigenlijk altijd helemaal haaks op de losbandige menselijke structuur. De kloof tussen ”Athene” en ”Jeruzalem” is niet te overbruggen. Op de keper beschouwd is alles –ook het conflict over de sjechita– hierop terug te voeren: wat staat centraal in deze wereld, menselijke overwegingen en emotie of Gods gebod?”