Strijd tussen licht en duisternis tastbaar in Nederland
In Nederland is een strijd gaande tussen de christelijke traditie en het seculiere humanisme, constateert dr. Paul Wells.
Het vliegtuig uit Marseille cirkelt boven Amsterdam. Is dit het land van Kuyper, Bavinck en Dooyeweerd? zo vraag ik mij verbaasd af. De Nederlandse samenleving van vandaag lijkt nog maar in weinig opzichten op hun Nederland. In vergelijking met Frankrijk lijkt alles hier nieuw, glimmend en snel. Vooruitgang en zijn bondgenoot geld zijn overal zichtbaar.
De Nederlandse christelijke erfenis met haar voorvechters wordt snel verleden tijd en de duisternis wordt sterker. Er is hier een morele en geestelijke spanning voelbaar tussen licht en duisternis. Meer nog dan in andere Europese landen – behalve Wales misschien, dat in het verleden zo gezegend is en waar het verval zo snel is gegaan.
Het huidige Nederland – aan de ene kant zijn er degenen die het licht van de gereformeerde traditie geërfd hebben en is er de vrijheid die het Evangelie bracht. Aan de andere kant zijn er degenen die denken dat het licht van weleer eigenlijk duisternis en onverdraagzaamheid was en die een vrijheid zonder grenzen willen. Er is een strijd gaande tussen het christelijke verleden en het moderne geseculariseerde humanisme.
De twee kanten van het huidige Nederland lijken weinig gemeenschappelijk te hebben. Je staat aan de ene kant of aan de andere. Er is de nodige vijandigheid tussen beide werelden. Deze vervreemding is niet alleen een voedingsbodem voor extreem rechtse politieke denkbeelden, maar ook voor allerlei alternatieve geestelijke stromingen.
De spanning tussen licht en duisternis komt op veel verschillende manieren naar voren. In christelijke gezinnen zet de jongere generatie zich af tegen de kerk en tradities. In de kerk hebben velen bedenkingen over anderen die men te behoudend of te progressief acht, met de vorming van belangengroepen als gevolg. De tweedeling is zelfs geografisch zichtbaar. De goddeloze steden in de Randstad staan tegenover het platteland, waar je het gevoel kunt hebben dat de tijd stilstaat en waar je een moment kunt nemen om te bidden.
Sommige progressieve christelijke denkers hebben geprobeerd om compromissen te sluiten, maar komen daarmee in een niemandsland. Ze bewegen zich van het orthodoxe christelijke geloof naar het humanisme, of naar een paradoxaal geloof in een God die niet bestaat. Het klassieke voorbeeld is wellicht Harry Kuitert, die ooit tegen mij zei toen ik aan de Vrije Universiteit studeerde: „Je academische werk is respectabel, maar je theologie niet.”
Iedereen die dagelijks in twee verschillende werelden leeft, kent deze spanning van nabij. Bijvoorbeeld tussen een kerk waarin het geloofsleven en de eredienst vooral traditioneel bepaald zijn en de top van het zakenleven met zijn collectieve hypocrisie, of de neutraliteit van de geseculariseerde universiteit, of de relativistische ethiek van de medische wereld.
Evenals veel Nederlanders kijk ik met verbazing naar deze ontwikkelingen. Hoe heeft dit alles kunnen ontstaan, hoe is de hedonistische tolerantie overheersend geworden op een schaal die zelfs binnen Europa verbazend is, in een land dat ooit een veilige haven was voor het christelijk geloof?
Sommigen zullen dit wijten aan twee wereldoorlogen, anderen aan Kuypers leer van de veronderstelde wedergeboorte of aan de uitwassen van hyperorthodoxie, en weer anderen aan de triomfen van wetenschap en technologie. Deze en vele andere factoren speelden ongetwijfeld een belangrijke rol, maar daarmee is nog niet alles gezegd.
Het antwoord zou kunnen liggen in het oude probleem van calvinisme en kapitalisme. God en de mammon zijn nooit goede vrienden geweest. De protestantse ethiek leidde tot grote welvaart en ondermijnde daarmee het geloof dat ze had voortgebracht.
Het zijn geen atheïstische denkbeelden die mensen het geloof doen verliezen. Veel vaker is het de verleiding van het geld. De geneugten van ontspanning in het hier en nu maken God en het leven na dit leven irrelevant. Materialisme vervult het hart, verstikt het geestelijk leven en maakt mensen gevangenen van wat ze bezitten.
In die strijd hebben Nederlandse christene zich kranig geweerd – tenminste, dat is mijn indruk. Een grote betrokkenheid op zendingswerk van allerlei soort gepaard met een indrukwekkende vrijgevigheid is het beste antwoord op de afgoden van onze tijd. Wat blijft is het moeilijke deel: het goede nieuws brengen in de seculiere steden en samen optrekken met degenen die verdwaald zijn op de weg naar huis omdat het buiten zo donker is.
Paul Wells is decaan van de Faculté Jean Calvin in Aix-en-Provence, Frankrijk. Hij promoveerde in 1980 aan de Vrije Universiteit en is betrokken bij het International Reformed Theological Institute (IRTI).
Dit is het zesde deel in een serie waarin christenen uit het buitenland reflecteren op hun ervaringen met Nederland.