Met vakantie dankzij persoonsgebonden budget
Het mag dan volop vakantietijd zijn, op het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport wordt deze weken hard gewerkt om een bezuinigingsoperatie van enorme omvang uit te voeren. Het persoonsgebonden budget (pgb) moet op de schop. Dat heeft het kabinet besloten. Alle houders van een pgb moeten daarover zo snel mogelijk worden geïnformeerd.
Dat pgb heb ik vanaf het prille begin van zeer nabij meegemaakt doordat ik ben betrokken bij de voogdij over een familielid met verstandelijke beperkingen. De bemoeienis van de overheid met hem was tot die tijd vrij bescheiden.
We waren ooit op gesprek bij een bureau dat iets heel vaags deed en dat verder weinig voor hem kon betekenen. En er was een hulpverlener van een instantie die af en toe een onderhoud had met hem en de familie. Dat was prima. De hulpverlener dacht bijvoorbeeld mee over de toekomst. De uitkomst was een indicatie voor een gezinsvervangend tehuis. Van die mogelijkheid hoefde overigens geen gebruik te worden gemaakt. De thuissituatie gaf geen aanleiding om opname in een instelling in gang te zetten.
Toen diende zich het pgb aan. Tijdens voorlichtingsbijeenkomsten kregen ouders, verzorgers en andere betrokkenen uitgebreid voorlichting over het nieuwe systeem. Er waren heel goede redenen voor dat pgb, zo bleek. Opname in instellingen werd steeds duurder. Daarom was de overheid er veel aan gelegen om mensen zo lang mogelijk buiten de deuren van die instellingen te houden.
Het betrof niet alleen gehandicapten, maar ook ouderen. De vergrijzing kwam eraan en als al die ouderen in verzorgings- en verpleeghuizen terechtkwamen, kon dat niet meer worden opgebracht. Bij gehandicapten speelde mee dat ouders steeds meer tweeverdieners werden en de zorg voor een kind met een beperking er niet of nauwelijks bij konden hebben. Plaatsing in een instelling of gebruikmaken van een dagverblijf was dan soms een aantrekkelijke optie.
Via de AWBZ en dat soort regelingen betaalde de overheid fors mee aan deze voorzieningen. De Haagse rekenmeesters kregen in de gaten dat dit zo niet kon doorgaan en broedden op een alternatief. Dat werd het pgb.
De gedachte was de desbetreffende mensen een bedrag te geven waarmee ze zelf hun verpleging, verzorging en begeleiding konden betalen. De meeste ouderen en gehandicapten willen natuurlijk het liefst zo lang mogelijk thuis blijven en dat pgb maakte dat mogelijk. Van het bedrag, ook wel het rugzakje genoemd, kon je als budgethouder een verpleegkundige betalen, iemand die de boel schoonhield of iemand die je begeleidde als zelfstandig wonen net iets te hoog was gegrepen.
Het bedrag dat iemand toekwam, werd bepaald door een indicatieorgaan. Twee dames dienden zich in onze situatie aan om het pgb vast te stellen. Het was of sinterklaas net uit Spanje was aangekomen. Het was maar uitdelen voor de dames. Ons familielid kon aanspraak maken op ondersteunende begeleiding, op huishoudelijke zorg en op activerende begeleiding.
Ik zal er geen kwaad woord over zeggen. Die activerende begeleiding was bedoeld om na te gaan of de persoon in kwestie zijn capaciteiten wellicht beter kon benutten dan tot dan toe gebeurde. Heel slim van de overheid. Zo houd je iemand nog langer buiten de –peperdure– instelling. En ook die ondersteunende begeleiding was een goede zaak. Zo hielp je iemand op eigen benen te staan en konden ongewenste toestanden vroegtijdig worden gesignaleerd.
Maar het was de invulling die de indicatiedames aan deze zorgtaken gaven die zo genereus overkwam. Het gehandicapte familielid hielp (en helpt) in zijn vrije tijd bij een bedrijf. Iedereen blij. Hij is een harde werker en zeer gedisciplineerd. „Maar”, zo vroeg een van de dames, „let er bij dat bedrijf dan niemand op hem?” „Nou ja”, was ons antwoord, „de baas van het bedrijf heeft zo af en toe een goed gesprek met hem.” „Aha”, was de reactie van de dames. „Ondersteunende begeleiding.” En weer kwam er een post bij.
Toen we de uitkomst toegezonden kregen, moesten we even onze ogen uitwrijven. Jaarlijks kreeg hij een bedrag toegewezen waar je u tegen zei. Toen al kon ik niet geloven dat het pgb een blijvertje zou zijn. Zo’n systeem moest op den duur onbetaalbaar zijn.
Omdat het geld was van ons allemaal, vonden we het onzin om het toegewezen bedrag per se op te maken. Gevolg was dat het budget het jaar daarop meteen naar beneden werd bijgesteld. Dat was riskant, want je wist niet of je het volle bedrag in de toekomst wellicht toch niet nodig zou hebben.
Van anderen hoorde ik hoe ze met vakantie gingen en feest vierden van het pgb. Het was in een groot aantal gevallen veel te royaal. Daarmee wil ik niet zeggen dat het systeem niet deugde. De gedachte erachter was uitstekend en er zijn ook heel mooie dingen mee gebeurd. Maar het had zo veel soberder gekund.
Nu gaan de meeste pgb-houders vanaf 2013 over naar de gemeenten. Ik vrees het ergste. Er moet rigoureus worden bezuinigd. En zo vallen we van het ene uiterste in het andere. Typisch de overheid. Waarom kan het nu nooit eens normaal?