„Maar de goddelozen hebben geen vrede, zegt de Heere.”

Ik zal u overtuigen dat de goddelozen geen vrede hebben tijdens hun leven op deze aarde. Zij hebben geen vrede met God, niet met zichzelf en ook niet met de dingen die buiten hen zijn. Ik zal u leiden tot hun ziekbed en met u hun einde bezien tot de dood, vervolgens na de dood, hoe het dan met hen zal zijn. Daarna bezien wij hoe het hen zal vergaan in de opstanding en het laatste oordeel. En hoe het laatste oordeel in de goddelozen zal zijn in eeuwigheid.

Bezien we de goddelozen in dit leven. Zij hebben geen vrede met God. Eer de zonde in de wereld kwam, was er vrede tussen God en de mens. Door de zonde werd er een scheiding veroorzaakt, waardoor de vriendschap verbroken werd. Hierdoor zijn alle mensen vijanden van God geworden, van nature geneigd God te haten. Haters van God, vijanden Gods.

Deze geschonden en gebroken vrede heeft de Heere Jezus hersteld. God was in Christus de wereld met Zichzelf verzoenende, hem zijn zonde niet toerekenende, zegt de apostel. Wij, vijanden zijnde, zijn met God verzoend door de dood van Zijn Zoon.

Deze verworven vrede past de Heere Jezus toe aan Zijn uitverkorenen door Zijn Geest. Door Zijn Geest doet hen Jezus sterkte en vrede met God maken, want Hij heeft verzoening gevonden.

Henricus de Frein,
predikant te Middelburg

(”De ongelukkige staat der Godlozen”, 1723)