Kwarteeuw kerkenpad in Zuidoost-Drenthe
COEVORDEN – Kerken in Zuidoost-Drenthe openden deze zomer voor de vijfentwintigste keer hun deuren tijdens het Klein Kerkenpad. De tocht begint in de oude hervormde kerk van Oosterhesselen, waarvan niemand precies weet wanneer die gebouwd is.
”Geen honden in de kerk”, waarschuwt een bordje aan de deur. Aan de voet van de bakstenen toren, een paar meter verderop, verkoopt zangkoor Con Amore zelfgebakken kniepertjes. Halverwege de middag is de voorraad wafeltjes al op.
Het godshuis stamt uit de middeleeuwen en is waarschijnlijk ergens rond 1400 gebouwd. Vroeger waren de kerk en de toren met elkaar verbonden, maar het priesterkoor –waar de mis werd bediend– is ooit ingestort, of door soldaten vernield.
In de kerk is een expositie te zien over engelen „in al hun hoedanigheden.” Er liggen boeken en kaarten met engelen erop, en heel veel stenen beeldjes. Op een tafel voor de preekstoel staat een vaas met takken waaraan engelen aan touwtjes hangen. Gemeenteleden verkopen fairtradeproducten: biologische koffie, stroopwafels en chocolade, en ‘eerlijke’ hagelslag.
Fietsroute
Behalve de kerk in Oosterhesselen deden er nog zeven kerken in de gemeente Coevorden mee aan de vijfentwintigste editie van het Klein Kerkenpad, afgelopen donderdag en op 21 juli. Ook hervormde en gereformeerde kerken in Coevorden, Dalen, Sleen, Aalden, Zweeloo en Gees zetten de deuren open voor het publiek. In elke kerk ligt een auto- en fietsroute klaar.
Het kerkenpad ontstond in de jaren tachtig door het gelijknamige televisieprogramma van de NCRV. „Dat was een groot succes”, zegt Annie Dekker van de werkgroep kerkenpad Zuidoost-Drenthe. „We dachten: dat kunnen wij ook. Het kerkenpad begon met vier, vijf kerken en nu zijn dat er acht.”
Als het weer een beetje meezit, trekken de deelnemende kerken al snel meer dan honderd bezoekers per dag. „Maar je merkt wel dat mensen eerder een oude dan een nieuwe kerk binnengaan.” Volgens haar hebben de meeste bezoekers een kerkelijke achtergrond, maar soms komen ook voorbijgangers even kijken. „We proberen kerk te zijn voor iedereen.”
In de hervormde kerk van Dalen speelt de organist psalmen en gezangen. Er is een expositie over doopjurken. Een paar meisjes komen even kijken naar de jurk waarin ze vroeger zijn gedoopt. Een doopjurk, in bezit van een kinderloos echtpaar, is zeven keer gebruikt voor kinderen van de gemeente.
De oudste jurk op de tentoonstelling is gedragen door Hilda, in 1930. Daarnaast ligt de doopjurk van Geesien Sombergen, gedoopt op 4 november 1945. „Deze cape had Geesje aan bij het vervoer naar de kerk en terug naar huis”, meldt een bordje. „Vervolgens in dekens gewikkeld: het was immers november. Het vervoer ging in de linnenwagen, de voorloper van de huidige huifkar.”
Het middeleeuwse godshuis in Sleen ligt op de Brink, wat verscholen tussen hoge bomen. De eerste predikant van de gemeente was Menso Alting, die hagenpreken hield bij het hunebed ”De papeloze kerk”, nog steeds te vinden aan de weg tussen Sleen en Schoonoord.
Klokgelui
De vijftiende-eeuwse kerktoren is met 67 meter –inclusief de vergulde haan– de hoogste van Drenthe. Gezinus Hilbrands, voorzitter van de Stichting behoud monumentale kerk Sleen, neemt af en toe een paar bezoekers mee naar boven.
Er hangen twee klokken die iedere zaterdagavond om zes uur de week uit- en de nieuwe inluiden. Dat is het moment waarop de oude Sleners zeggen: „De dominee trekt een schoon hemd aan.”