Aangevochten geloof bij Luther, Calvijn en Kohlbrugge
In de bundel ”Aangevochten geloof bij Luther, Calvijn en Kohlbrugge” gaat prof. dr. A. de Reuver op zoek naar geloofstwijfel en geloofszekerheid bij drie groten in het Koninkrijk. Hun ervaringen en uitspraken zijn nog altijd actueel.
In de uitleiding van zijn boekje schrijft prof. De Reuver: „Aan ‘mijn’ gelovigheid heb ik in de aanvechting niet veel. De reden is dat het ‘voorwerp’ van het geloof zich dan verbergt. En als God uit het oog is, wat valt er dan te geloven? Alleen dit, dat Hij me niet uit oog en hart verliest. En dat er een Hogepriester is Die onophoudelijk voor me bidt.”
Die pastorale toon kenmerkt de tekst: „Het geloof van een aangevochten mens stelt uiteindelijk weinig voor. Hij heeft er bitter weinig aan, laat staan dat hij er ‘véél aan zou hebben’. Zijn enige houvast is dat hij vastgehouden wordt. Dit aangevochten geloof is zo pover dat het wel een laatste strohalm lijkt. Toch is dat schijn. Want uitgerekend dit weinige is veel. Het verbindt met Hem die alles is. Met minder kan een mens niet toe. Meer heeft hij niet nodig.”
De bundel ”Aangevochten geloof bij Luther, Calvijn en Kohlbrugge” bevat de lezingen die prof. De Reuver hield in het kader van het programma Studium Generale van Driestar Educatief in Gouda. Aangevochten gelóóf, dat wel. Want, zegt hij in de inleiding met Hebreeën 11, „zonder geloof is het onmogelijk God te behagen.” En het geloof is nochtans een vaste grond van dingen die men niet ziet. Wel te verstaan: die men niet ziet!
Prof. De Reuver staat in dit geschrift op de schouders van drie groten in het Koninkrijk Gods. Luther wist „hoe het Woord van behoud ons niet vrijwaart van twijfel en strijd, maar juist door die onherbergzame oorden heenleidt.” Maar hij verlangde dan ook „niets dan Christus” te prediken.
Calvijn voerde „minder vaak en ook minder drastisch” dan Luther de duivel ten tonele. Maar: „Wellicht nog meer dan Luther lijkt Calvijn weet te hebben van de externe factoren van de aanvechting, zoals vervolging en onderdrukking van gelovigen en het raadselachtige van het Godsbestuur.” Hij achtte echter de situatie van aanvechting zonder meer typerend voor het christenleven op aarde.
Kohlbrugge was een evangelieprediker „die zowel uit de Schriften als uit eigen ondervinding had geleerd om het geloofsleven nooit te idealiseren.” Maar nooit is hij meer in zijn element „dan wanneer hij dit bedreigde en geplunderde geloof tegemoet kan komen.”
Van Luther haalt prof. De Reuver aan wat hij in een gebed vroeg: „O God, waarom vecht U mij zo aan?” Antwoord: „Anders kan ik je niet zalig maken.” Voor Calvijn was het geloofsleven niet „een ontspannen pleziertocht” maar „een spannende zeereis.” En bij Kohlbrugge voerde in Elberfeld de (geloofs)weg naar de boerenhoeve Freudenberg via de hofstede Trübsal: door de engte naar de ruimte.
Maar deze drie historische figuren volgden allen dezelfde Meester. Alle drie ontdekten ze aan den lijve dat „de weg achter Hem steevast een kruisweg is.” ”Onder het kruis” is de titel van de bijdrage over Calvijn, ”In de smeltkroes” die over Kohlbrugge en ”De duivel ten spijt” die over Luther. Trefzeker geven die titels aan wat de auteur in deze hoofdstukken te berde brengt, minutieus, met citaten ondersteund, bevindelijk in de goede zin van het woord, in een fraaie stijl maar vooral ook pastoraal getoonzet.
Gaat het hier om historische, dus gedateerde of zelfs achterhaalde beschouwingen? Die gedachte zou kunnen opkomen omdat de culturele context van Luther, Calvijn en Kohlbrugge toch een andere was dan de onze. Onderling vertonen de drie groten dan ook verschil in accenten, gegeven met de verschillende fronten waartegen het geloof in hun tijd had te strijden.
Terecht stelt prof. De Reuver echter dat hun gedachten over de aanvechting in onze tijd hernieuwde actualiteit ontvangen. „Wie van ons is immuun voor de raadsels die het Godsbestuur bij tijd en wijle oproept onder de tragedies die zich voltrekken in de volkerenwereld, en –dicht bij huis en vaak in eigen leven– onder al de tranen en tragiek van ziekte, eenzaamheid en rouw?” Bevinding heeft ook alles te maken met de zuchtende schepping. Alle vormen van aanvechting hebben bovendien hun eigen context.
Het verhaal gaat dat de colleges die prof. De Reuver aan de Driestar gaf –voor de derde keer op rij, na de voorafgaande series over vreemdelingschap (”Verlangen naar het vaderland”) en avondmaalsviering (”Alle dingen zijn gereed”)– meer dan gewone belangstelling genoten. Wie kennis neemt van dit geschrift, kan zich dat goed voorstellen.
Mensen die tobben met aanvechtingen en tasten naar zekerheid –en wie doet dat niet?– vinden hier een goede, niet oppervlakkige gids. Aangevochten geloof is nochtans-geloof, geloof dat de zekerheid buiten onszelf zoekt.
Boekgegevens
Aangevochten geloof bij Luther, Calvijn en Kohlbrugge, dr. A. de Reuver; uitg. Groen, Heerenveen, 2011; ISBN 978 90 8897 014 6; 111 blz.; € 7,50.