Goddelozen
Jesaja 48:22
„Maar de goddelozen hebben geen vrede, zegt de Heere.” Van Achas staat met een zwarte kool getekend dat hij onder de oordelen Gods verergerde. Ja, ter tijd als men hem benauwde, maakte hij de overtredingen tegen de Heere nog meer. Dit was de koning Achas. Mensen als hij geven geen acht op zegen en vloek. Worden zij geslagen, zij voelen geen pijn. Hun overtreding wordt steeds groter.
Behalve die openlijke goddelozen zijn er ook mensen die burgerlijke deugden hebben. Zij gedragen zich in hun uitwendige wandel naar de zeden van het land en de mensen waaronder zij verkeren. Zij zijn stil, echter zonder genade. Zij zijn die jongeling niet ongelijk die zei: Al deze dingen heb ik onderhouden van mijn jonkheid af. Wat ontbreekt mij nog?
Voeg hierbij uiterlijke godsdienstige, algemene overtuiging. Die mensen zijn door het Woord wel eens gewond, maar daar blijft het bij. Ja, zie hen die door de plichten en de werking van het tijdgeloof zeer nabij komen, zodat ze de naam hebben dat ze leven en een gedaante tonen van godzaligheid. Echter, het zijn goddelozen.
Henricus de Frein, predikant te Middelburg
(”De ongelukkige staat der godlozen”, 1723)