„Ik dacht van niet. Want dat zou immers betekenen dat God Zélf zou zwijgen. En Hij was het juist die Zijn knecht Amos vanuit Judea naar het tienstammenrijk zond om te profeteren en zijn stem duidelijk te verheffen. God zweeg juist niet! Dat kan Hij overigens wel doen, ook naar recht! En dat zou vreselijk wezen!

Wat de profeet Amos dan wel bedoelt? Wel, hij tekent hierin het boze van zijn tijd: God spreekt (gelukkig) nog, maar de verstandigen zwijgen! En dat is ook erg. Het is schuld. Dat stilzwijgen moet verbroken worden!

Natuurlijk zijn er allerlei redenen aan te voeren door die verstandigen zelf, waarom zij zwijgen. (…) We kunnen er echter niet omheen dat het onjuist is dat de verstandigen zwijgen. Dat is juist zeer onverstandig. Spreken moet, zolang God het niet verbiedt, ook al zijn de dagen boos en ook al is het kwaad diep geworteld in de samenleving en ook al wordt de stem van de minderheid der verstandigen niet meer gehoord!”