Heerlegers
Psalm 84:13
„Heere der heirscharen, welgelukzalig is de mens die op U vertrouwt.”
De bovenste heerlegers Gods zijn vele. In de hemel der hemelen zijn het de heilige engelen. In de hemel van het firmament de zon, de maan en alle andere sterren. Daarvan zei de profeet Mozes tot de kinderen Israëls: „Dat gij ook uw ogen niet opheft naar de hemel, en aanziet de zon, en de maan, en de sterren, des hemels ganse heir.” Tot de heerlegers in de hemel horen ook de bliksem, sneeuw, hagel en wind, welke God gebruikt heeft als legers om Egypte te plagen.
De benedenste heerlegers Gods zijn ook verschillend. Op de aarde behoren er niet alleen mensen toe, maar zelfs ook de domste en stomme beesten, van de grootste tot de kleinste toe. Niet alleen leeuwen, beren, wolven, maar ook luizen, wormen en rupsen en dergelijk ongedierte.
In de zee zijn het golven en baren, steenklippen en zandplaten; allerlei ijselijke zeemonsters.
In de hel de zwarte benden der duivelen. Zij moeten Hem alleszins ten dienst staan als executeurs van justitie om Zijn oordelen uit te voeren. Zij zijn zo aan Hem onderworpen dat ze zich niet reppen of roeren kunnen zonder Zijn wil.
Zie, deze zijn allen tezamen de heerlegers van Hem Die de naam draagt van Jehova, Heere der heerscharen.
Franciscus Elgersma, predikant te Leeuwarden
(”Korte meditaties over de woorden Davids”, 1666)