Het religieus fanatisme
”De natuurlijke geschiedenis van de religie” is een belangwekkend werk van de Engelse verlichtingsfilosoof David Hume (1711-1776). Hierdoor kreeg hij de omstreden reputatie van atheïst en vijand van de religie.
Volgens Hume kent de mens van nature geen religieus instinct of ingeboren spirituele neiging. De eerste en oudste religie van de mensheid was het polytheïsme. Het geloof in het bestaan van onzichtbare machten is voor Hume de oervorm van de religieuze overtuiging, die echter het product van verbeelding is, niet rede. De primitieve geest schrijft aan de goden niet alleen gevoel en rede toe, maar verzinnebeeldt hen ook als lichamelijke wezens. Bijgeloof komt aan de menselijke behoefte tegemoet om een betekenisorde te scheppen, een praktijk waardoor de mens troost en houvast zoekt. Het geloof in een bovennatuurlijke orde, ontsproten aan typisch menselijke passies en behoeften, blijft voor de rede niet te onderbouwen. Hume ziet als belangrijkste effecten van het monotheïsme de neiging tot intolerantie, doctrinaire twist en religieus fanatisme. Slechts de ontwikkeling van de seculiere burgerlijke maatschappij biedt een remedie tegen het religieuze fanatisme. We horen hier als het ware Paul Cliteur spreken! Humes boek had onmiddellijk succes en werd door Franse filosofen geprezen als het werk van een superieure verlichte geest. „Hume levert met dit traktaat een verklaring voor de oorsprong van de religie die voor de christelijke openbaring ontluisterend is”, aldus de inleiders. Dat is onzin, maar Hume legt wel de wortels van het moderne atheïsme bloot.
Boekgegevens
De natuurlijke geschiedenis van de religie, gevolgd door Over bijgeloof en enthousiasme, David Hume; uitg. Klement, Zoetermeer, 2011; ISBN 9086 870 805; 160 blz.; € 22,95.