Er zijn nog protestanten in Grevenbicht
GREVENBICHT – Langzaam tjoekt ’t Vaerke over het lage water van de Maas. Het voetveer tussen Grevenbicht en het Belgische Rotem heeft twee passagiers, Gerard, en Tommie, zijn hond. Heeft Gerard iets met de kerk? Hij schuift zijn leren hoed eens naar achteren, kijkt in de verte, en zegt: „Dat was vroeger.”
Het is gemoedelijk volk hier in de regio Sittard en Geleen. Gerard lijkt ook een beste kerel, praat graag en veel, over de loop van de Maas, over eigenaardigheden van de buren in België, over de dorpsharmonie en de schutterij, en over de jaarlijkse pinksterprocessie in het dorp: „In mijn jeugd werd nog een Mariabeeld meegedragen, en als Maria langskwam, moesten we allemaal knielen.”
Grevenbicht is bar rooms, maar aan de Heilig Kruisstraat staat toch ook nog een mooi kerkje van de Protestantse Kerk in Nederland. Over rooms-katholieken en protestanten zegt Gerard: „Dat waren altijd twee aparte groepen. Als wij, als katholieken, de pinksterprocessie liepen, mochten de protestanten niet eens stiekem naar buiten kijken.”
Grevenbicht (in het Limburgs ”Beeg”) is een kerkdorp in Limburg, deel uitmakend van de gemeente Sittard-Geleen. Hier wonen zo’n 2000 mensen. Het dorp ligt op het smalste stukje van Nederland.
Midden in het dorp staat zwaar en onverzettelijk de kerk van Rome, gewijd aan de heilige Catharina. De kerk, ook wel genoemd ”de kathedraal van Beeg”, is ruim honderd jaar oud.
Protestanten hebben hier dan wellicht minder in de melk te brokkelen, hun kerkje aan de Heilig Kruisstraat, heeft wel oudere papieren. Het dateert uit 1851.
De laatste protestantse Grevenbichters proberen uit het 160-jarig bestaan van hun kerk nog een klein feestje te persen, maar de toekomst is donker. Sinds 1 juli is de gemeente gefuseerd met de protestantse gemeente in Sittard. In de kerk van Grevenbicht wordt nog maar eenmaal per maand een dienst gehouden.
In de consistorie vertellen ouderling Peter Bakker en Corona Smitskam, secretaris van de stichting die de kerk beheert, over hun gemeente. Bakker: „We kunnen geen ambtsdragers meer vinden. Als onze termijn erop zit, is er niemand die het van ons wil overnemen. Het kerkbezoek loopt al jaren terug. We hadden op het laatst nog één dienst per zondag. Dan kwamen er zo’n twintig mensen.”
Smitskam: „Toen we fuseerden met Sittard, was het hele dorp opeens bang dat de kerk zou verdwijnen. Zelfs de katholieken liepen te hoop. Dat de gemeente wegkwijnde, dat was tot daar aan toe, maar de kerk moest wel blijven. Opeens bemoeide iedereen zich met ons gebouw.”
Erg dramatisch willen Bakker en Smitskam niet doen over de fusie met Sittard. Zij: „Dat mensen niet naar de kerk komen, wil nog niet zeggen dat men niet religieus is. Maar mensen zien nu eenmaal niet meer dat geloven iets is wat je samen moet beleven.” Hij: „Jongeren gaan toch niet meer een halfuur luisteren naar iemand op een preekstoel, en ze gaan ook echt geen psalmen zingen bij een orgel.” Heel soms zijn er nog kinderdiensten. „Dan gaan we knutselen en limonade drinken.”
Rechts van de kerk staat een imposant huis, de pastorie. Jaren geleden werd die al van de hand gedaan. Achter de kerk ligt het kerkhof van de protestanten. „Maar er liggen nu ook katholieken. Mensen zien het verschil niet meer.”
Het straatje tegenover de protestantse kerk heet Achter de Heilige Geestkapel. Twee buren staan met elkaar te praten: Dita (74) en Peter (46). Wat vinden zíj van de kerk in hun buurt? Dita is gelovig, vindt ze. „Ik ben katholiek en wil dat blijven. Maar bij de kerk heb ik niet zoiets als: hieperdepiep. De kerk hoort bij ons dorp, maar ik kom er nooit.”
Vijf jaar geleden overleed haar man. „Toen ben ik op zoek geweest naar de waarheid. Ik heb de Koran gelezen, en de Bijbel, maar ik kom er niet uit, en iedereen moet het zelf maar weten.”
Aan de overkant van de heg zegt Peter: „Mijn vader was van huis uit erg rooms. Elke avond bidt hij voor het slapen gaan nog zijn Weesgegroetjes.” Tegen zijn buurvrouw: „Had je niet van mijn pa gedacht, hè!”
Twintig meter verderop staat Bart (18) zijn snelle Golf schoon te zuigen. Vroeger was hij misdienaar, zegt hij. „Maar als ik eerlijk ben, heb ik er niks meer mee. Ik vind het wel prettig zoals ik nu leef. En ik heb ook niet het gevoel dat ik wat mis.”
Bij ’t Vaerke staan Gerard met de leren hoed, en Tommie, zijn hond, nog over de Maas uit te kijken. Gelooft hij dat er na dit leven nog iets zal zijn? „Ik denk dat ’t allemaal wel goed komt.”
Dit is het eerste deel in de serie ”De kerk als buurvrouw”. In deze serie vertellen dorpsbewoners over hun visie op de kerk. Volgende week donderdag deel 2.