Patiënt opnameafdeling acute psychiatrie: Ga zitten, je voelt je wanhopig

Een lange, kale gang in een psychiatrisch ziekenhuis. Enigszins onwennig zoek ik mijn weg. Een patiënt stelt zich voor en loodst me naar de woonkamer. „Daar moet je zijn om de sfeer te proeven. Ga op de bank zitten. Bedenk dat je wanhopig bent. Je wilt hier niet zijn, maar je bent er toch.” Welkom op Unit C van het Willem Arntsz Huis.

Michiel Bakker

7 July 2011 18:16Gewijzigd op 14 November 2020 15:44
Woonkamer van Unit C, open opnameafdeling in het Willem Arntsz Huis in Utrecht. Foto Sjaak Verboom
Woonkamer van Unit C, open opnameafdeling in het Willem Arntsz Huis in Utrecht. Foto Sjaak Verboom

Het Willem Arntsz Huis, hartje Utrecht, is onderdeel van Altrecht ggz. De instelling bestaat 550 jaar en zet de deuren uitnodigend open voor publiek. Wie wil kennismaken met de psychiatrie kan zelfs komen overnachten. Logies met ontbijt in een „gekkenhuis”, zoals diverse cliënten met het nodige relativeringsvermogen opmerken.

Even na vijf uur ’s middags wijst manager Ad Koole me mijn zogeheten BOR-bed: Bed Op Recept. Bedoeld voor ggz-cliënten die het thuis even niet redden en tijdelijk hun toevlucht zoeken in het ziekenhuis. Het tweede bed op de kamer blijft vannacht leeg.

Tegen zessen zijn Theo en Alex druk bezig in de keuken. Ze bereiden het avondeten voor groep 2 van Unit C. Vier dagen per week koken de patiënten van deze afdeling zelf. „Daarom zien we er allemaal zo gezond uit”, zegt Gerard, terwijl de koks de schalen met pasta, champignonsaus, bloemkool, broccoli en salade klaarzetten.

Nadat er een moment stilte is gevraagd, nuttigen acht patiënten –zes mannen, twee vrouwen– met verpleegkundige Mirjam hun diner. Sommigen zwijgen, anderen praten, over de langste dag en over onweer. Af en toe klinkt een lach.

Halverwege de maaltijd zegt Gerard ineens: „Over drie dagen word ik op straat geschopt.” Terwijl ik de opmerking op me laat inwerken, vervolgt hij: „Door omstandigheden ben ik mijn huis kwijtgeraakt, maar ik moet hier deze week wel weg.”

„Laten we het gezellig houden”, reageert verpleegkundige Mirjam. Gerard veert op. „Ik ben even met deze meneer aan het praten.” Mirjam: „Er zitten ook anderen bij.” Gerard: „Ik bepaal zelf waarover ik wil praten. En ik hoor verder geen klachten.”

Na de maaltijd, als Gerard gevlogen is naar het zwembad, bevestigt Mirjam dat de patiënt die deze week wordt ontslagen momenteel geen woonruimte heeft. „Hij moet naar de maatschappelijke opvang, totdat er andere woonruimte is geregeld, maar dat wil hij niet.”

In de binnentuin drinkt een groepje patiënten koffie of thee. Terwijl hij een shagje draait, vertelt Theo dat hij klachten heeft die op de concentratiestoornis ADD wijzen. Op eigen verzoek werd hij drie maanden geleden na een crisis opgenomen. Nieuwe medicijnen bleken averechts te werken. De opname moet meer duidelijkheid geven over het effect van de pillen. „Dit had veel eerder moeten gebeuren. Ik ben al jaren aan het modderen.”

Alex verblijft voor de derde keer in het Willem Arntsz Huis. „Omdat ik niet m’n hele leven medicijnen wilde blijven slikken, ben ik in overleg met mijn psychiater gaan afbouwen. Na een paar weken kreeg ik weer psychotische hallucinaties. Nu moet ik ingesteld raken op nieuwe medicatie. Die zorgt nog voor veel onrust in mijn lichaam. Ik zal me erbij moeten neerleggen dat ik er nooit meer van afkom.”

Tijdens de opname stelt hij zichzelf elke week enkele doelen, zegt Alex, die in januari 2010 een plek kreeg in een beschermende woonvorm in Utrecht. Hij heeft zich bijvoorbeeld voorgenomen komend weekend, als hij thuis is, te gaan schilderen. „Ik ben graag creatief bezig, maar heb dat al een tijd niet gedaan.”

Vanaf halfacht vertrekken de patiënten naar boven. Op de vijfde etage hebben ze elk hun eigen kamer. Ook is daar een gemeenschappelijke ontmoetingsruimte. Op de gang tref ik Marie, een van de vier personen die vandaag zijn opgenomen. Ze laat me haar kamer zien. Op haar bed liggen knuffels. Twee kaarten sieren een prikbord. „Ik had ze gekocht om te versturen, maar heb ze nu maar hier opgehangen.” Naast haar bed ligt ”De profeet” van Kahlil Gibran. „Als je van de Bijbel houdt, moet je dit boek absoluut lezen. Beloof je dat?”

Ze neemt me mee naar de gezamen­lijke woonkamer. Vijf mensen hangen voor de televisie. Op het puntje van de bank belt een vrouw met een vaste telefoon. Een man staat op. Even later zie ik hem via een glazen wand de naburige ruimte binnenstappen, waar hij mag roken. Een vriendelijke dame schenkt thee voor me in.

Ineens staat Alette van Bentum voor me. Lang donker haar, korte rok, blauwe nagellak. „Dit is mijn boek”, zegt ze. Ik pak ”Tika” aan en blader erin. De bijna 40-jarige auteur beschrijft daarin haar leven met manische depressiviteit. Een paar dagen geleden is ze weer opgenomen. De dertiende keer sinds ze rond haar vijftiende psychische klachten kreeg. Terwijl ik met haar in gesprek ben –„ik praat een beetje sloom, dat komt door de medicijnen”–, stelt een andere patiënt zichzelf voor de tweede keer aan me voor.

Even na tienen tref ik Marie weer. Ze zit met twee lotgenoten op de gang te wachten op de medicijn­afgifte voor de nacht. „Ik vind dat ze jou ook een pilletje moeten geven. Dat hoort erbij hier.” Zelf neemt ze vijf tabletten in, waaronder antipsychotica en slaappillen.

Tegen elf uur gaat de bel. Een man bij de voordeur meldt zich voor een BOR-bed. Hij blijkt niet aangemeld. In dat geval had hij bovendien om tien uur binnen moeten zijn. Het lijkt erop dat hij op goed geluk een poging waagt omdat de daklozenopvang vol zit. Als hij nul op het rekest krijgt, vertrekt hij zonder amok.

Om kwart over elf –een enkeling zit nog in de woonkamer–, open ik met mijn sleutel de deur van kamer A 5044. Even later lig ik in mijn BOR-bed. Pas na zeven uur de volgende ochtend dringt het eerste geluid van de gang tot me door.

Ontbijten doet ieder voor zich. Bij de dagopening, om 9 uur, vertellen de patiënten in de woon­kamer hoe ze hebben geslapen en wat ze vandaag gaan doen. De een heeft een afspraak bij de huisarts, de volgende gaat naar therapie, de derde heeft een gesprek met iemand van de kerk.

Alette zegt bij de dagopening dat ze zich verdrietig voelt. Wat ze vandaag gaat doen, weet ze nog niet. „Ik moet eerst stabiliseren”, geeft ze later aan, als de anderen de woonkamer hebben verlaten. Dat ze al voor de dertiende keer is opgenomen, ontmoedigt haar niet. „Ik vind het niet erg. Het hoort bij me. Een opname ontwricht mijn leven niet meer.”

Ter bescherming van de privacy zijn de namen van de meeste patiënten gefingeerd. 
Dit is het slot van een tweeluik over ggz-instelling Altrecht, die 550-jaar bestaat.
www.altrecht.nl


Altrecht biedt kijkje achter de schermen van de psychiatrie

Cliënten zo goed en zo snel mogelijk weer deel laten uitmaken van de samenleving. Dat is de doelstelling die Altrecht ggz zich stelt. Omdat taboes en stigma’s dat belemmeren, levert de instelling in het kader van haar 550-jarig bestaan een intensieve bijdrage aan het bestrijden daarvan. Een van de thema’s in het jubileumjaar is ”Ontmoeting”. Altrecht wil hiermee vooral jongeren bereiken. Groepen scholieren en mbo-studenten krijgen door middel van een rond­leiding een kijkje achter de schermen. Tot het eind van dit jaar kunnen ze ook een dag meelopen bij cliëntenactiviteiten en in het ziekenhuis overnachten.

„We hebben niets te verbergen”, zegt teammanager Ad Koole van Unit C, de open opnameafdeling van het Willem Arntsz Huis in Utrecht, onderdeel van Altrecht. „We zijn een ziekenhuis en proberen patiënten te genezen. Soms lukt dat, soms niet. In het laatste geval helpen we hen zo veel mogelijk zelfstandig te kunnen functioneren. We halen het onderste uit de kan, stimuleren mensen om zelf zo veel mogelijk zaken op te pakken. Ze moeten actief aan een behandeling meewerken, zeker als ze hier al een poosje zijn. De beginperiode staat in het teken van tot rust komen, stabiliseren en een vertrouwens­relatie opbouwen met de hulpverleners.”

Unit C valt onder de afdeling acute psychiatrie. Op de open opnameafdeling verblijven twee groepen van twaalf patiënten. Nog eens twaalf personen volgen er een dagbehandeling. Er is ook een gesloten af­deling, bijvoorbeeld voor mensen met suïcidaal gedrag. Behalve een psychiater en sociaalpsychiatrisch verpleegkundigen zijn aan de unit een arts, maatschappelijk werker, psychotherapeut, psychomotore therapeut en activiteitenbegeleiders verbonden.

De ziektebeelden waarmee zij te maken krijgen, zijn divers. Koole: „De hele range van de psychiatrie kom je hier tegen, zoals psychotische klachten, borderline en andere persoonlijkheidsstoornissen. Bij sommigen is nog niet vastgesteld welke ziekte ze hebben.” Tijdens hun opname worden patiënten geobserveerd, ingesteld op medicatie en nemen ze deel aan activiteiten zoals creatieve of bewegingstherapie.

„Bewegen wordt ten zeerste geadviseerd. Patiënten kunnen onder meer gebruikmaken van een fitnessruimte. Hoe meer ze bewegen hoe beter het is. De hersenen maken daardoor een stofje aan waardoor mensen die depressief zijn zich beter gaan voelen.”

Doel is dat patiënten zo kort mogelijk –maximaal drie maanden– op Unit C verblijven. Sommigen krijgen daarna ontslag, anderen stromen bijvoorbeeld door naar een gespecialiseerde opnameafdeling. „Er is altijd een nazorgtraject, bijvoorbeeld intensieve thuiszorg. Als iemand hier behoorlijk op de rails is gezet maar geen goede nazorg krijgt, vergroot dat de kans op terugval.” Ruwweg een kwart van de patiënten komt vroeg of laat terug op Unit C. „Soms komt het doordat ze medicijnen hebben laten staan en daardoor een terugval krijgen. Of de ambulante hulp die ze ontvangen is tijdelijk onvoldoende, waardoor een opname weer even noodzakelijk is.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer