Ds. M. M. van Campen spreekt op CSFR-conferentie over liturgie
OMMEN – Vernieuwingen in de liturgie liggen heel gevoelig. Er is evenwicht nodig tussen vernieuwing en starheid, vindt ds. M. M. Van Campen, hervormd predikant van de Maranathakerk in Rotterdam-Zuid.
Ds. Van Campen sprak woensdag tijdens de zomerconferentie van de reformatorische studentenvereniging CSFR in Ommen. Het thema van de conferentie is: ”Waarom zou ik naar de kerk gaan?” Ds. Van Campen hield de tweede lezing op de conferentie. Hij sprak over: ”Kerk, christen en eredienst”.
Kan de gemeenschap van gelovigen een reden zijn om naar de kerk te gaan? En waarom gebeuren dingen die we doen in de kerk? Wordt de liturgie niet wat vervelend, of bezoeken we nog steeds met veel vreugde en overtuiging onze kerkdienst? Dat waren vragen die de predikant behandelde.
God wil ons ontmoeten in de eredienst, zei ds. Van Campen. „Hij wil wonen en komen onder Zijn volk, op basis van het offer. Hij troont op de lofzangen Israëls en wij houden de lofzang gaande. Maar bieden we Hem dan een troon of een klein krukje?”
Onze gemeentezang, in het bijzonder het zingen van psalmen, is volgens de predikant cultuurbepaald, „terwijl Paulus oproept tot het zingen van psalmen, lofzangen en geestelijke liederen.” Die drie worden volgens de predikant wel uitgelegd als drie soorten psalmen, „maar die exegese is niet anders dan de vader als de wens van de gedachte”, zei hij. Voor hem zijn het drie verschillende categorieën, „waarvan de derde er wel degelijk bij hoort.”
In de eredienst klopt het hart van het christenleven, stelde de predikant. „Liturgie is eredienst aan God, maar heeft twee richtingen: Hij komt naar gelovigen toe in prediking, zegenbede en Schriftlezing. Gelovigen komen naar Hem door gebed, gemeentezang en aanbidding.”
Eredienst is volgens de predikant een samenspel van aanbidding en prediking. Die vormen de brandpunten in een ellips. De gemeente komt volgens dr. J. Hoek samen om wat te halen –de prediking– en vooral om iets te brengen: lofprijzing en aanbidding, zo citeerde ds. Van Campen. Gemeenteleden zijn geen toeschouwers. Ds. Van Campen: „Het gaat er niet om dat wij aan onze trekken komen. Samenkomen voor God draait niet om onze behoeften.”
De kerk is volgens hem een leer- en vierhuis, „al zijn het vierelement en de echte lofprijzing een ondergeschoven kindje in de gereformeerde eredienst.”
In zijn lezing besteedde de predikant aandacht aan elk onderdeel van de liturgie. „Alle onderdelen hebben een bedoeling.” In de gereformeerde liturgie is de preek het hoofdmenu. De kerk is ingericht als een gehoorzaal, vervolgde ds. Van Campen. „Prediking is God tegenwoordig stellen, zodat mensen ontdekt worden aan hun zonden en redding door Gods genade.”
Eigen voorkeuren voor de liturgie mag je hebben, stelde hij. „Maar die hebben meer met gewoonte en traditie te maken dan met theologische principes. Nergens vinden we in het Nieuwe Testament voorschriften hoe de eredienst in te richten. A priori kun je dus nergens op tegen zijn.”
Hij waarschuwde tegen een „geforceerde traditie en anderzijds voor het platte nu.” Wel pleitte hij voor traditie, maar „met een open oog voor buitenstaanders en belangstellen.” Dat open oog voor die doelgroep ervaart hij bij de stichting van een dochtergemeente in Rotterdam-Zuid. „Die dochter wordt niet à la de moeder.”
Er is evenwicht nodig tussen vernieuwing en starheid, vindt de predikant. „Dat is de spanning tussen continuïteit en flexibiliteit. Het gaat om de kern van de boodschap én een cultureel bepaalde vormgeving. Je daarbij niet thuis voelen, is vaak een kwestie van traditie.” Met de theologie van ds. Nico ter Linden heeft hij niets, „Maar hij heeft wel mooie dingen geschreven, zoals: Onze diensten lijden aan een grote mate van voorspelbaarheid en dat is dodelijk.” Daarom is hij tegen een te strak georganiseerde liturgie en voerde hij een pleidooi voor pluriformiteit, maar ook voor „basisstructuur en verstaanbaarheid.”
De gemeente is er volgens de predikant niet voor zichzelf en voor zelfbehoud. „Ambtsdragers zijn ook geen conducteur en verzorgers van de geestelijke catering van de treinpassagiers die voor een kaartje hun kerkelijke bijdrage hebben betaald.”
De samenkomst is volgens ds. Van Campen een soort contactpunt. „Christus is verborgen achter een onzichtbare sluier die hemel en aarde gescheiden houdt en waar we doorheen prikken op momenten van gebed, in het vieren van heilig avondmaal en in het lezen van de Schrift. Daar lijkt de sluier bijzonder dun.”