Voorbeelden
Spreuken 1:28
„Dan zullen zij tot Mij roepen, maar Ik zal niet antwoorden…”
De Spreukendichter haalt het voorbeeld aan van Ezau, die geen plaats des berouws vond, hoewel hij die met tranen zocht. Men kan antwoorden dat het Izaks berouw was en dat Ezau dat niet vond. Want Izak kon noch wilde zijn zegen, over Jakob uitgesproken, herroepen. En zo het al op Ezaus eigen berouw zou zien, is dit alleen tot waarschuwing voor de oprechte christenen. Dat niet iemand onder hen zo onheilig zij dat hij Christus de zegeningen van het Evangelie en het eeuwig leven licht zou achten en die zou laten varen uit liefde tot zijn vergankelijke lusten en de dingen van deze wereld, zoals Ezau deed. Want zulken zullen daarna, te weten als na dit leven de deur zal gesloten zijn, net als Ezau te laat berouw hebben.
Wat Sauls voorbeeld betreft, dat dient tot verschrikking van elke vijand. God nam hem de geest om zijn zonden. Zo is het bij velen, dat de grootheid en de zwaarte van hun zonden er de oorzaak van zijn dat God hen reeds in dit leven zover verlaat dat Hij hun alle overtuigingen onthoudt. Hij geeft hen zo over aan zichzelf dat ze zelfs gaan roemen in hun eigen schande.
William Fenner, predikant te Rochfort
(”Het grote gevaar van uitstel,” 1660)