Commentaar: Srebrenica, venijnig precedent of vruchtbaar monument
„Het jaar van de overwinning van het recht”, typeerde de voormalige Dutchbat-tolk Hasan Nuhanovic 2011, nadat het gerechtshof in Den Haag de Nederlandse staat gisteren verantwoordelijk had gesteld voor de dood van drie moslimmannen in juli 1995. Die hadden bescherming gezocht op het terrein van de Nederlandse VN-militairen, gelegen in de moslimenclave Srebrenica, die even daarvoor door de Serviërs onder de voet was gelopen. Duizenden Bosnische moslimjongens en -mannen werden vervolgens in koelen bloede omgebracht; de drie wachtte eenzelfde lot tenzij ze op de compound van Dutchbat konden blijven. Maar ze werden door de Nederlanders het terrein áfgezet.
De uitspraak van het hof is opmerkelijk omdat de verantwoordelijkheid van de Nederlandse staat voor de dood van de duizenden jongens en mannen van Srebrenica juist steeds is ontkend. Dutchbat maakte immers deel uit van Unprofor, de VN-vredesmacht voor Bosnië, en daarom zouden alle verrichtingen van de Nederlanders onder de verantwoordelijkheid van de VN vallen. De rechter bepaalde gisteren in deze drie specifieke gevallen, waarbij het gaat om het wegsturen van moslims van de Nederlandse basis, dat die verantwoordelijkheid wél bij Den Haag lag.
Heeft het recht gezegevierd, zoals Nuhanovic stelde? Dat zou kunnen, maar of al diegenen die wereldwijd lijden onder bruut geweld daar wat van gaan merken, is de vraag. Er hangt immers een venijnig precedent aan deze uitspraak, waarvan toekomstige VN-vredesoperaties last gaan krijgen. Een sleutelrol bij het vonnis van gisteren speelde immers de conclusie dat de effectieve controle tijdens zo’n VN-missie blijft liggen bij het land dat de vredestroepen levert. Als dat zo is, dan zullen landen zich wel tien keer bedenken voordat ze aan nieuwe missies meedoen.
Er is ook een andere kant. Want is deze uitspraak ook niet een concretisering van wat wij jaarlijks tijdens 4 meiherdenkingen hooghouden? De herinnering aan de holocaust, aan verraad van onderduikers, dat is toch geen historische hobby, maar het inscherpen van naastenliefde en medemenselijkheid? En vooral van de opdracht deze hoge zaken niet te laten neutraliseren in tijden van grote angst. Waar en wanneer gebeurt dat wél en gaat het mis? Niet bij monumenten, maar in zweterige barakken, op momenten dat een kluwen van dilemma’s bezig is mensen –en dus ook VN-militairen– in te snoeren. En juist omdat oorlogen steeds vaker verrommelen tot vuile oorlogen en VN-vredessoldaten dan balanceren op de lijn van het onmogelijke, is het zaak ons te oefenen in die hoge ethiek van naastenliefde. Opdat ook dan die ethiek als een schijnwerper in het duister leidraad blijft van handelen. En juist daarom is die vraag naar concretisering –tot op het subtiele af– van belang: waar ging het mis en waarom? En: wie hebben daar wel en wie niet schuld aan? Zoals gisteren in Den Haag gebeurde. Maar dat alles vraagt vervolgens om collectieve verootmoediging, en: om solidariteit. Niet het minst met de Dutchbatters die in Srebrenica dienst deden. Alleen zo wordt ethiek pas echt dienstbaar aan de naaste in nood.