De Saambinder
In het kerkelijk leven kunnen toespraken wel eens wat lang duren, vindt de schrijver van de rubriek ”Even maar” in De Saambinder (kerkblad van de Gereformeerde Gemeenten. Dat kan best anders.
„In ons kerkelijk leven worden er bij bepaalde gelegenheden toespraken gehouden. Denk aan de intrede of het afscheid van een predikant. Deze gewoonte is nuttig en hoeft echt niet afgeschaft te worden. Zolang toespraken de Woordbediening maar niet wegdrukken. Dat mag beslist niet. Het gepredikte Woord moet ook tijdens dit soort diensten centraal staan. Anders gaat het verkeerd, nietwaar? Dat gebeurt als de toespraken (te) lange preekjes worden. Vaak volgt de ene toespraak na de andere, zodat er ook een verzadiging voor de luisteraars optreedt. Hoorders die stil zuchten: wanneer er een einde aan komt…. Zeker als men ’s middags ook al in de kerk gezeten heeft tijdens de bevestigingsdienst.
Dus het aantal toespraken kan een punt van aandacht zijn. Het gaat nu echter om de inhoud. Onlangs werd tijdens zo’n gelegenheid ds. W. Hage aangehaald. Zakelijk en nuchter als hij was, blijkt hij van toespraken gezegd te hebben: „Doe het goed, doe het met gloed en doe het met spoed.” Deze drie kernachtige typeringen zijn waard om onthouden te worden door alle ‘toesprekers’.
Over elk van drie woorden denken we even na.
„Doe het goed.” Dat wil zeggen: goed voorbereid. Het is geen spontane, almaar uitdijende meditatie, maar een ‘goed’ passend woord naar de Schrift, speciaal voor déze gelegenheid, bij déze broeder. ”Goed” wil ook zeggen: met een goede, positieve intentie. Dus niet om iemand eens de waarheid te zeggen, maar om met hem (en de zijnen!) mee te leven en Gods onmisbare zegen toe te wensen.
”Goed” houdt ook in: niet onszelf bedoelen, noch mensen behagen. Het gaat immers niet om de spreker, ten diepste ook niet om de toegesprokene. Maar om de ere Gods, Zijn naam, Zijn welbehagen, Zijn Gezalfde, Woord en kerk. Wie durft er dan nog een toespraak te houden, of een toespraak ”goed” te noemen?
„Doe het met gloed.” Dat wil zeggen: getuigend van dit hartelijke besef: we staan samen voor de alwetende God. Dus waarachtig, persoonlijk, uit het hárt gesproken. De persoonlijke omstandigheden van dat moment brengen ons naar deze plaats om hartelijk mee te leven. Om ons inlevend in zijn omstandigheden de rijke gunst in Immanuël toe te bidden. De gloed dus van het hart, van een meevoelende ziel mag merkbaar zijn. Allebei een ‘mensenkind’, dat totaal afhankelijk is van de bediening van Boven. De gloed –mocht het zijn– van de liefde van de Christus, Die niet gekomen is om gediend te worden, maar om te dienen. Dat is dan voelbaar aan de toespraak. Dat kunnen we niet maken, maar we mogen er wel om bedelen. Dat kun je inderdaad niet van een computeruitdraai aflezen. Al mag er best voor de orde een schetsje gebruikt worden.
Ten slotte: „Doe het met spoed.” Dus zo kort en zakelijk mogelijk. Er zijn vast meer sprekers. Denk daar eens aan, en ook aan de mensen die het alles moeten aanhoren en verwerken. De preek is toch al gehouden?”