Knapen wil lucratieve hulp voor armen in Indonesië
JAKARTA – De afgelopen weken heeft het nieuwe ontwikkelingsbeleid van staatssecretaris Knapen van Buitenlandse Zaken de nodige kritiek in Den Haag losgemaakt. Nu is hij in Jakarta om het Nederlandse ontwikkelingsbeleid toe te lichten. Ook heeft Knapen aandacht gevraagd voor de positie van de christelijke minderheid in Indonesië.
„Als je grote armoede ziet, is het je morele plicht om daaraan wat te doen. Elk land heeft zo’n plicht om armoede in de wereld te helpen bestrijden”, zegt CDA-er Knapen (60) in de lobby van een vijfsterrenhotel in hartje Jakarta.
Tijdens zijn zesdaagse bezoek spreekt hij deze week met de Indonesische ministers van Economische Zaken, Planning, Landbouw en Maritieme Zaken en Visserij. „De ontwikkelingsrelatie moet veranderen in een wederzijds lucratieve economische relatie. We willen ruimte creëren voor het internationale en het Nederlandse bedrijfsleven. Hiermee is geld te verdienen voor zowel Indonesië als Nederland.”
Na zijn aankomst, zaterdag, had hij ontmoetingen met de Indonesische minister van Justitie en Mensenrechten, Patrialis Akbar, en de onderminister van Buitenlandse Zaken, Triyono Wibowo, met wie hij over de rol van christelijke minderheden sprak. Knapen, zelf rooms-katholiek, is zich bewust van het toenemende geweld tegen christelijke kerkgemeenschappen sinds 2010. „Men weet hier in Indonesië dat daar wat aan gedaan moet worden. Indonesië is een seculier land, en zo zien Indonesiërs zichzelf ook. Ze vinden allemaal dat religies gelijk moeten worden behandeld.”
Knapen is optimistisch over de toekomst van Indonesië, dat nog steeds met chronische corruptie en een stroperige bureaucratie worstelt. Zelf werkte hij van 2006 tot 2008 als correspondent voor NRC Handelsblad in Indonesië, waar hij de economische bloei van de voormalige Nederlandse kolonie gadesloeg. „Er is een interessante economische groei. Kijk maar hoe goed Indonesië de recente economische crisis doorkwam. Indonesië zit in de G20, en de centrale bank voorspelt voor volgend jaar een economische groei van 6,6 procent.”
Toch leven nog steeds meer dan 100 miljoen mensen onder de armoedegrens. Daar moet iets aan gedaan worden, vindt de staatssecretaris. „Dat moet Indonesië vooral zelf doen, maar het is ook een goed moment voor Nederland om hierin te stappen en er ook zelf van te profiteren. Armoede bestrijd je niet door voedsel uit te delen, maar door kleine kernen van economische groei te ontwikkelen die als vliegwiel van verdere ontwikkeling kunnen werken. We kunnen wel een school aanbieden en onderwijs betalen. Maar mensen willen zelf geld verdienen en voor goed onderwijs betalen. Dat beklijft beter.”
Indonesië valt in de groep ontwikkelingslanden met een goede economische groei, maar waar tegelijkertijd nog steeds 100 miljoen van de 240 miljoen inwoners moet rondkomen van minder dan 2 dollar per dag. Ook verschilt de economie per provincie en per district nog erg veel. Java blijft het hart van economische bedrijvigheid en Sumatra en Kalimantan groeien in welvaart door de export van natuurlijke hulpbronnen. Met name in het oosten van Indonesië –op Papoea en Ambon– is de armoede nog schrijnend. „Daar vormt de bestuurlijke slagkracht nog een probleem.” Knapen geeft overigens toe dat „het niet niks is” om zo’n groot land te besturen.
Sinds 1999 heeft Indonesië een grootscheepse decentralisatieproces doorgevoerd, waarbij de ”kabupatens” (regentschappen) hun eigen beleid kunnen invullen voor armoedebestrijding, gezondheidszorg, onderwijs en andere taken.
Maar steeds meer Indonesiërs uiten kritiek op deze vergaande autonomie van regio’s. Zo is lokale shariawetgeving in sommige regentschappen met name mensenrechtenorganisaties en niet-islamitische geloofsgroepen een doorn in het oog.
„Autonomie heeft twee kanten”, aldus Knapen. „Het voordeel is dat mensen op het juiste niveau de juiste verantwoordelijkheid krijgen. Het nadeel is dat je als centrale regering te ver weg zit.”