Kolder, graffiti en sms
Titel:
”Kleur bekennen”
Auteur: Hans Mijnders
Uitgeverij: Callenbach, Kampen, 2003
ISBN 90 266 1178 1
Pagina’s: 134
Prijs: € 9,50. Hans Mijnders is geen onbekende onder de jeugdboekenauteurs. Een productief schrijver: vorig jaar stonden twee van zijn boeken, ”Verdacht” en ”Stress in groep zes”, op de nominatielijst voor het beste christelijke jeugdboek. Dit jaar staat hij daar weer op, met ”De kracht van groep acht”. Zijn nieuwste boek, ”Kleur bekennen”, is niet zoals de vorige verschenen bij uitgeverij Den Hertog, maar bij uitgeverij Callenbach. Zijn vorige uitgever zal het jammer vinden een schrijver te missen die lezers aan zich heeft weten te binden, Callenbach zal blij met hem zijn.
De omslag ziet er verzorgd uit: een eigentijds ogende jongen met petje, hoge gympen en skatebroek houdt twee spuitbussen vast; hij staat voor een graffitiachtige achtergrond. Het verhaal speelt in de weken voor Xanders eindexamen vmbo als hij met zijn klasgenoot Richard en een paar van diens vrienden gaat meewerken aan het maken van graffiti.
”Kleur bekennen” lijkt een programmatische titel, want Xander is een wat kleurloos, halfslachtig figuur. In de snackbar vraagt hij zich af of hij niet eerst moet bidden. Een jongen uit vmbo 4 heeft toch vaker met vrienden in een snackbar gezeten? Hij laat zich een mobieltje aansmeren terwijl hij alleen maar even wilde kijken. Als de plannen voor de kolderdag hem te gek worden, verzet hij zich niet, maar schrijft een anoniem briefje aan de directeur. Richard gaat hem vaak veel te ver, maar hij durft geen kleur te bekennen.
Wellicht komt het door de figuur van Xander dat het verhaal maar niet echt wil boeien; er zitten losse draadjes in. Zoals de vraag of de graffitihandtekening MSN die, weet Richard, betekent Maniakken Stoppen Nooit, nou door een ander groepje graffitispuiters gebruikt wordt of niet. Heeft een meisje uit vwo 6 belangstelling voor een jongen uit vmbo 4? En een school waar de laatste week voor het examen vanaf de maandag geheel door de leerlingen bepaald wordt, terwijl vooraf was gezegd dat voor de ’kolderdag’ alleen de donderdag mocht worden gebruikt? Een valse brandmelding, het omzagen van een dennenboom, en de schoolleiding grijpt niet in.
Mijnders schrijft tamelijk afstandelijk, het lijkt alsof hij zich niet echt in de jongerencultuur heeft verdiept. Het groepje sms’t dat het een aard heeft, maar niet tussen de zaterdagavond en de maandagochtend. Lijkt me stug. De jongeren houden van Bløf, Acda en De Munnik en Marco Borsato. Een groepje jongeren dat graag mee wil doen en alleen Nederlandstalige pop waardeert? Niet waarschijnlijk. En dat ze van Marco Borsato houden? Vrijwel onmogelijk. Ook het maken van graffiti, beschrijft hij weinig ’doorleefd’. Nergens laat hij voelen hoe verslavend zo’n gevaarlijke hobby voor jongeren kan zijn. Ga eens kijken op stations en huiver bij de buitengewoon enge plekken waarop graffiti is aangebracht: op een glazen wand vlak naast de rails van een zeer drukke lijn bijvoorbeeld. Het is alsof hij zijn kennis van de graffitiscene uit boekjes heeft opgedaan. Of van internet geplukt, zoals zijn hoofdpersoon Xander.
David Grossman las zijn pubers stukken voor uit zijn prachtboek ”De stem van Tamar”, en kreeg van hen meteen lik op stuk: hij wist niets van hun muzikale smaak, hij moest dat voorgelezen stuk maar snel herschrijven. En om diezelfde roman te kunnen schrijven, was Grossman geregeld midden in de nacht op nogal louche plaatsen, waar veel verslaafden en dealers kwamen. Hij ontmoette daar eens een vriend van zijn zoon, die verontrust aan hem vroeg: „Weet Jonathan wel dat je hier bent?”
Nu is het misschien niet helemaal eerlijk om Mijnders met Grossman te vergelijken, maar het voorbeeld laat zien hoe een schrijver bewerkstelligen kan dat de lezer echt gaat meeleven. Wat niet wegneemt dat Mijnders een schrijver is om blij mee te zijn: hij is een productieve nieuwere christelijke auteur die eigentijdse onderwerpen aandurft, krediet heeft opgebouwd bij jongeren, en van wie we hopelijk nog veel zullen horen. Juist daarom zou het zo mooi zijn als hij echt naar jongeren luisterde, met hen sprak over wat hen bezighoudt.